woensdag 17 november 2021

Koekoek

 


Na dien nacht echter kan zij Houtekiet toelachen, breed en zalig, hem den emmer melk aanbieden en hij drinkt hem half leeg. Daarna neemt hij met grooten eenvoud hare borsten en knoopt hare jak los. Het is haar te veel dat zij voortmelkt, zwaar ligt haar hoofd aan de flank van de koe. Als hij het hoofd onder haren arm doorsteekt om aan hare borst te zuigen, poogt zij nog te gekscheren dat zij zelf nog geen melk heeft, maar de lach versterft tusschen haar trillende lippen en opeenklemmende tanden: hij wringt haar van de driepoot. Als zijn uitgewoede mond op den hare valt schiet er een sterke straal koemelk tusschen: onbewust heeft zij den deem geledigd dien zij nog in de hand hield. Hoe lachen zij.
    Zij zouden misschien heel den avond gelachen hebben, indien zij niet nijdig geworden ware als een spin omdat hij zeide: neen, dàt vergeet ik nooit meer. Dat, de rest dus wel, ze wil dadelijk naar huis. Juist daarom breekt een tweede maal zijn geweld los, over haar lichaam dat zich machteloos poogt omhoog te werken. Want Houtekiet houdt men zich niet van het lijf zooals de eerste beste stalknecht: hare twee wijsvingers knijpt hij samen boven haar hoofd, verweer u dan maar.
    Terwijl hij in haren arm ligt als een gevelde eik, vraagt zij hoe hij heet. Jan. Zegt hem dat zij dezen tweeden keer nooit zal vergeten, Jan en begint hem gelaat en banden te kussen, dan te vertroetelen zijn haren en jongen baard, die donkerblond zijn en dicht gekruld. Hij laat zich alles goed welgevallen tot ze kreunt of hij van haar houdt. Dat ziet ge van hier, zegt hij, ik ken u niet eens. Ze kan hem zelfs niet doen bekennen dat ze mooi is, al kleedt ze zich op den rug liggend gansch uit. O, had ze maar meer kunnen doen! Hadde hij hare borsten opengesneden om te zien wat er in zit, zij zou gezegd hebben: kijk maar, Jan. Ze lag naakt en zeide: daar, wat hij nu wel zegde. Niets. Maar wat op dat uur overal rondom hen in Deps dier, vogel en insekt deden, herhaalde hij, even argeloos natuurlijk en verwoed.
    Hij beval haar zoo plots naar huis te gaan, dat zij, eenmaal aangekleed, niet meer wist waar dat huis stond, want ze ging recht de hei in, lachte, wreef zich de oogen, zei dat ze dronken was en niet meer op haar beenen stond en wou weer in zijn arm gaan liggen. Toen ze, de plank over, weer in de wei was, hoorde ze hem roepen: Koekoek, koekoek en zij juichte koekoek terug. Deze, hun roep, wordt later wijd in den omtrek bekend. Nog roept men ons, Houtekieters achterna: Koekoek. Twee die 's avonds eenzame wegskens zoeken, gaan, zeggen wij, koekoek doen. Wil ons iemand wijsmaken dat hij bij den gebuur maar een rijf of teems wil gaan leenen, koekoek zeggen wij.

 


 

Bovenstaand fragment is afkomstig uit de roman Houtekiet van de Vlaming Gerard Walschap (1898-1989). Ik las dit boek (stiekem) toen ik een jaar of dertien was en het maakte zeer diepe indruk op me. Waarschijnlijk heeft het me dan ook in sterke mate gevormd, met name wat de ontwikkeling van mijn vrijheidsdrang en ideeën over seksualiteit en religie betreft. Veel sterker dan bijvoorbeeld de muziek van The Rolling Stones of The Doors dat deden. Bovendien kwam ik op dat moment voor het eerst met de plastische schoonheid van de Vlaamse taal in aanraking, iets wat ook beslist niet onvermeld mag blijven. Al met al had het tot gevolg dat ik een jaar later weigerde om nog langer naar de kerk te gaan, wat me een paar maanden mijn zakgeld kostte.
Later bemerkte ik dat er een behoorlijk grote discrepantie tussen de schrijver en de persoon Walschap bestond. Dat hij in feite altijd een nogal burgerlijk bestaan had geleid en tijdens de oorlog ook nog eens 'fout' was geweest, en dus in geen enkel opzicht leek op schrijvers als Henry Miller, Jan Wolkers of Jef Geeraerts die ik toen inmiddels ook had ontdekt. En al helemaal niet op Jan Houtekiet, het vrijgevochten en rebelse hoofdpersonage van zijn roman. Hetgeen overigens niet wegneemt dat Houtekiet, meer dan 80 jaar nadat het werd geschreven, nog steeds als een literair meesterwerk kan worden beschouwd.
Tot slot voeg ik hier nog toe wat Jaap Goedegebuure in het dagblad Trouw van 17 augustus 2013, in zijn bespreking van een biografie over Walschap, over Houtekiet schreef:

Het dwepen met aardse driften en neigingen culmineert in de roman 'Houtekiet' (1939), algemeen beschouwd als de top van Walschaps oeuvre. De titelheld van het verhaal is een wildeman, krachtpatser en verstokte heiden die zich stoort aan god noch gebod, vrouwen bespringt en bezwangert, en het flink aan de stok krijgt met de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten. Eenvoudige landlieden uit de omgeving zien in hem een leider en sluiten zich bij hem aan. Zo ontstaat een alternatieve gemeenschap waarin men leeft volgens het adagium 'terug naar de natuur'. Maar de ironie wil dat er langzamerhand weer zoveel cultuur binnensijpelt dat Houtekiet zich verbitterd van zijn schepping afkeert.*1


 

©Huub Drenth

*1 Zie voor het gehele artikel van Goedegebuure: https://www.trouw.nl/nieuws/gerard-walschap-een-foute-schrijver~bbad3f4f/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.startpage.com%2F
Een deel van het boek is te vinden op: https://www.dbnl.org/tekst/_gid001193901_01/_gid001193901_01_0046.php
Schilderij: Manda Lamétrie, fermière (Alfred Roll, 1887).