De rol van geschiedenis
Op 12 december jl. hield Beatrice de Graaf, hoogleraar , in de tot de nok toe gevulde Stadsgehoorzaal van Leiden, de 53e Huizingalezing. In haar betoog richtte ze zich met name op de vraag hoe geschiedenis, in een tijd van crisis, gebruikt kan worden om betekenis te geven aan een dergelijke beklemmende situatie. Rode draad van de lezing vormde het gedachtegoed van historicus Johan Huizinga (1872-1945), schrijver van onder andere Herfsttij der Middeleeuwen, aan wie deze jaarlijks terugkerende gebeurtenis haar naam te danken heeft.
Kennis van de geschiedenis, zo stelde De Graaf, kan zin en betekenis aan moeilijke tijden geven. Leiders kunnen historische verhalen gebruiken om de bevolking achter zich te scharen, zoals bijvoorbeeld president Roosevelt en Winston Churchill dat in hun radiotoespraken deden. Ook refereerde ze aan de rede van de koning tijdens de Dodenherdenking van 2020 op de Dam. Hij had het daarin onder meer over de verwerpelijke houding van zijn overgrootmoeder Wilhelmina, met betrekking tot het lot van de Nederlandse joden in de oorlog, en besloot zijn speech met de oproep om wegkijken niet goed te praten.
Grondhouding
Het positieve effect van dergelijke toespraken is volgens De Graaf toe te schrijven aan de grondhouding van de sprekers. Zij verloren zich niet, zoals veel complotdenkers tegenwoordig, in een donker toekomstbeeld dat vooral een specifieke groep mensen bedient, en ook niet in een technisch en louter op angstbeelden gebaseerd verhaal, zoals dat van de Nederlandse overheid tijdens de coronapandemie.
Integendeel, deze politieke leiders bezaten een grondhouding die doortrokken was van amor mundi, een term waarmee De Graaf naar Augustinus en Hanna Arendt verwijst. Amor mundi betekent letterlijk ‘liefde voor de wereld’, maar suggereert volgens Beatrice de Graaf tegelijkertijd ook dat er hoop gloort voor de toekomst. Door een sterke innerlijke overtuiging die gebaseerd was op geloof en vertrouwen (in het wezen van de mens) waren politici als Roosevelt en Churchill in staat om, aan de hand van historische gebeurtenissen, een optimistisch toekomstbeeld te schetsen. Zonder de lelijke kanten van het verleden te ontkennen of te verdoezelen ontleenden ze daaraan een duidelijk handelingsperspectief. In hun verhalen werd het verleden een bron waaruit kracht geput kon worden om de zware tijden die komen gingen op een moedige manier tegemoet te treden.
Precies die kracht kenmerkt ook het oeuvre van Huizinga zelf, stelde De Graaf. In zijn historische vertellingen klinkt soms best wel somberheid door, zeker in zijn laatste boeken In de schaduwen van morgen en De geschonden wereld is dat het geval, maar de grondhouding onder die werken is onmiskenbaar van een volstrekt andere aard. Want door de donkere en dreigende schaduwen heen zag hij aan de horizon steeds een heldere dageraad. Wat wellicht ook verklaart waarom Huizinga ook tegenwoordig nog steeds populair is.
Tekst ontleend aan Myrthe Timmers (UL).
Video: Buitenhof (NPO), 22 december 2024.
De Huizingalezing wordt sinds 1972 jaarlijks georganiseerd door de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, en sinds 2014 ook door opinieweekblad EW. De lezing heeft een cultuurhistorisch of cultuurfilosofisch onderwerp.