Posts tonen met het label May Khoen's voorouders. Alle posts tonen
Posts tonen met het label May Khoen's voorouders. Alle posts tonen

maandag 15 juli 2024

May Khoen's voorouders ~ deel 19

 


Bruidspaar, Singapore omstreeks 1930.

Over Peranakan huwelijksgebruiken

Zijn er in eene familie twee kinderen, b.v. een zoon en eene dochter, dan wordt het als eene wet beschouwd, dat het oudste het eerst trouwt. Zoodra de zoon en de dochter getrouwd zijn, begint de grootmoeder voor het vrouwelijke kroost beschikkingen te maken, in dier voege dat de dochter van de getrouwde dochter met de zonen van den getrouwde zoon in het huwelijk treden mag. Daarentegen mogen de kinderen van broeders, tot in het vierde lid, niet onderling trouwen, want tot zoo ver strekt zich bij de Chinezen de naauwe verwantschap uit. Zoodra daarentegen eene dochter getrouwd is, wordt zij niet meer als tot de familie behoorende beschouwd.

Wanneer er in twee met elkaar bevriende families een zoon en eene dochter zijn, dan worden deze zonder hun weten door hunne ouders onderling verloofd. Als een regel geldt, dat een meisje met haar zestiende en een jongeling met zijn achttiende jaar moet verloofd zijn. Deze aldus in stilte door hunne ouders verloofden mogen elkaar tot op den dag van trouwen noch zien, noch leeren kennen. Maar op dien dag gaat de bruidegom in gala met groote staatsie, met muzijk (Europesche, Javaansche en Chinesche) en door den zoogenaamden koppelaar, een stokoud man, den oudsten, dien men vinden kan, en door veertien oude vrouwen vergezeld, naar het huis der bruid. Daar aangekomen zijnde, wordt de bruidegom door den vader en den oudsten broeder der bruid met groote staatsie ontvangen. Hij drinkt een kop thee al dansende en springende, verrigt daarna een gebed en wordt dan eerst door den vader en oudsten broeder der bruid, alsmede door zes ceremoniemeesters (zoo mogelijk neven, die in gala verschijnen) tot voor de deur der bruid gebragt, die hem daar gesluijerd hare opwachting maakt. Twee personen, die met een vreesselijk geweld op het bekken slaan, gaan den bruidegom in de bruidkamer voor en stellen zich naast het bed (eene soort van eerbewijzing voor den bruidegom). In de bruidkamer gekomen zijnde, neemt de bruidegom der bruid den sluijer af en nu zien zij elkaar voor de eerste maal en beide begroeten vervolgens het bed, hetgeen eveneens eene soort van eerbewijs is, drinken daarna arak en thee te zamen en zetten zich aan eene tafel, waarop de fijnste en uitgezochtste Chinesche geregten voorgediend worden, wier getal op 16 bepaald is, die echter niet te gelijk, maar vier aan vier op tafel komen. Aan tafel mag slechts de kamenier der bruid bedienen, echter in tegenwoordigheid der verwanten en van eene groote menigte gasten.

 


Peranakan huwelijksbed en -kamer, Penang begin 20e eeuw.

 

Koppelaars en astrologen

Bovenstaand fragment uit een artikel van (prins) Aquasi Boachie in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië (uit 1856) geeft een beeld van de huwelijksgebruiken bij de Peranakan Chinezen op Java in het midden van de negentiende eeuw.*1 In grote lijnen kwamen die overeen met de huwelijksgebruiken van de Peranakan-gemeenschappen in de rest van Indonesië en ook van die in Maleisië, Singapore en het Thaise Phuket. Wat niet vermeld wordt is dat het huwelijksfeest in die tijd wel twaalf dagen kon duren, met op elke dag een ander ritueel of ceremonie, en dat rijke families soms vele honderden gasten uitnodigden. Vijftig jaar later was het aantal dagen inmiddels teruggebracht tot twee à drie, maar ik kan me voorstellen dat het feest min of meer op die traditionele en overdadige manier verliep toen May Khoen's betovergrootvader Oey Tiang Lam omstreeks 1860 trouwde met Tan Soe Nio, de dochter van Luitenant Tan Tjoen Tiat, een zeer vermogend man die een paar jaar later tot Majoor van de Kong Koan in Batavia benoemd zou worden.

Er was altijd sprake van uithuwelijking, trouwen uit liefde kwam niet voor, soms werd dan ook een beroep gedaan op een koppelaar(ster). Om te bepalen of de jongen en het meisje, die elkaar meestal niet kenden, bij elkaar pasten werd de hulp van een astroloog ingeroepen. Als deze tot de conclusie kwam dat er, op basis van de horoscopen, niet gesproken kon worden van een goede match ging het huwelijk niet door, waarna er naar een nieuwe huwelijkspartner op zoek gegaan moest worden. Was die match er wel dan waren de twee vanaf dat moment met elkaar verloofd en konden de voorbereidingen voor het huwelijksfeest van start gaan. Ook het bepalen van de meest geschikte huwelijksdag werd aan de astroloog overgelaten (zie de afbeelding hieronder, de astroloog had die gegevens kennelijk nodig inzake het huwelijk van May Khoen's oom Louis met Lena Liem in 1949). Niet alleen de zegen van de ouders maar ook die van de hemelse machten was dus onontbeerlijk voor het sluiten van een huwelijk. Wat echter geenszins wil zeggen dat zo'n verbintenis vervolgens automatisch een doorslaand succes werd want of de twee nieuwbakken echtelieden met elkaar op konden schieten moest natuurlijk nog blijken...

 

Astrologische gegevens Louis Oey en Lena Liem.

Veranderende tradities

De codes en gedragsregels van de Peranakan-gemeenschappen in de diaspora waren in het algemeen minder rigide dan in China het geval was. Dit kwam onder meer doordat er vanaf de 17e eeuw een min of meer afgebakende mengcultuur ontstond, waarin weliswaar het Chinese element de boventoon voerde maar die tevens gekenmerkt werd door  sterke inheemse en Europese invloeden. Dit laatste gold bijvoorbeeld voor de wijze waarop huwelijken tot stand kwamen - in een volgende post ga ik hier verder op in - en ook voor wat men 'huwelijksrecht' zou kunnen noemen. Het feit dat op een gegeven moment meer vrouwen dan mannen verzoeken tot echtscheiding bij de Kong Koan van Batavia indienden vormt een overtuigend bewijs voor de nogal afwijkende regels die op dit vlak in Nederlands-Indië golden. In China hadden vrouwen namelijk überhaupt niet het recht om echtscheiding aan te vragen.*2
Binnen de sociale geledingen van de Peranakan-gemeenschap op Java kenden veel mensen elkaar, direct of indirect en vaak zelfs over grote afstanden. Huwelijken vonden dan ook vrijwel altijd binnen de eigen culturele groep plaats. Doordat ze een etnische minderheid vormden, bovendien met een eigen taal, ontwikkelden ze een sterk gevoel van identiteit, want ondanks de verbintenissen die Chinese mannen in de 17e, 18e en 19e eeuw met inheemse vrouwen aangingen hadden veel Chinese gebruiken toch stand weten te houden. De band met het moederland was nooit helemaal verloren gegaan, waardoor het confucianisme nog steeds de boventoon voerde, zij het wel op een wat gematigder manier dan in China het geval was, dit natuurlijk vanwege de totaal andere sociaal-politieke verhoudingen. Ondanks al die 'vreemde', en later ook 'moderne' invloeden bleef, tot ongeveer de jaren dertig van de twintigste eeuw, uithuwelijking het regulerende principe als het om het sluiten van echtverbintenissen ging. Daarna verschoof de ideale huwelijksleeftijd weliswaar naar ergens begin twintig, en kregen jonge mensen meer recht op een eigen keuze, maar ook dan was toestemming van de ouders nog steeds een absolute vereiste.



Hedendaags 'traditioneel' Peranakan huwelijk in de stad Malakka.

De bruidsschat

Vaak huwden kennissen en zakenrelaties hun zonen en dochters aan elkaar uit, om op die manier de banden tussen de families te verstevigen. In de regel werd er op heel jonge leeftijd getrouwd: meisjes waren 15 of 16 jaar, jongens een paar jaar ouder. Ook 'dubbelhuwelijken' kwamen geregeld voor, een zoon en een dochter van de ene familie trouwden dan met de dochter en zoon van een andere familie. Bruidsschatten hoefden dan niet te worden betaald en andere onkosten, zoals bijvoorbeeld die van de zeer uitgebreide feestmalen (voor heel veel gasten), konden eveneens worden gedeeld. Een dergelijke situatie deed zich ook voor in May Khoen's familie. Toen May Khoen's oma (Nel) Ko Kiong Nio in september 1921 trouwde met Willy Oey was zij 16 en hij 18. In diezelfde tijd trouwde haar oudere broer Ko Hong Liem met Willy's jongere zus Corry, ook hun leeftijden verschilden ongeveer twee jaar. Het kan bijna niet anders of beide bruiloften vonden op hetzelfde tijdstip plaats; hoogstwaarschijnlijk was daartoe besloten door de vaders Ko Djie Soei en Oey Tjien To, die elkaar goed kenden uit het Semarangse zakencircuit.   
Als de familie rijk was vormde de bruidsschat geen probleem, het lag echter anders als iemand arm was, zonder bruidsschat immers geen huwelijk en dus ook geen zicht op nageslacht. Sinkehs, alleenstaande jongemannen die uit China afkomstig waren, moesten eerst genoeg geld verdienen om een bruidsschat te kunnen betalen en dat kon vele jaren duren. Voor hen kon het daarom profijtelijk zijn om zich te laten adopteren door een familielid (met dezelfde familienaam) met alleen maar dochters, dus door een gezin waar een wettige erfgenaam ontbrak. De mannelijke lijn van die tak kon dan alsnog worden voortgezet en ook was op die manier de uitvoering van de rituelen om de voorouders te eren, voor het huisaltaar, in de tempel of bij het graf, gewaarborgd voor de toekomst. Vanzelfsprekend hoefde de nieuwe zoon zich over de bruidsschat dan geen zorgen meer te maken, aangezien er zo spoedig mogelijk kleinzonen geboren dienden te worden.

 

Chinees bruidspaar, Ternate 1870.

Over incest, bijvrouwen en concubines

Huwelijken tussen leden van families met dezelfde familienaam waren niet toegestaan, aangezien dit als een vorm van incest werd beschouwd. Waarschijnlijk zondigde May Khoen's vader tegen deze oude confucianistische regel toen hij met zijn tweede vrouw, een totok Chinese, trouwde. Haar familienaam is Tjien en die spelling was de Nederlandse schrijfwijze van de Mandarijn-Chinese naam Chén. Tan, de familienaam van May Khoen's vader, is de Hokkien-versie van deze zelfde familienaam. Het Chinese karakter ervoor is . In de hoogtijdagen van de Bataviase Kong Koan was de straf voor een dergelijke verboden verbintenis 60 stokslagen, en dat gold niet alleen voor de man en vrouw in kwestie maar ook voor de getuige. Het huwelijk werd nietig verklaard en huwelijksgeschenken werden door de Kong Koan geconfisqueerd.

Het hebben van bijvrouwen, en dus van veel kinderen (lees: zonen), werd gezien als een belangrijk statussymbool en kwam tot in het begin van de twintigste eeuw nog regelmatig voor. Ook May Khoen's overgrootvader Ko Djie Soei had meerdere vrouwen, waarschijnlijk gold dat zelfs voor zo'n beetje al haar verre mannelijke voorouders. De eerste vrouw werd gekozen door de ouders en die verbintenis werd groots gevierd, zij bleef dan ook altijd de bijzondere status van hoofdvrouw houden. De andere vrouwen werden gekozen door de man zelf, en soms ook door zijn hoofdvrouw, op die keuzes hadden zijn ouders dus geen invloed meer. Van Oei Tiong Ham, in zijn tijd verreweg de rijkste man van Zuidoost-Azie en ook de persoon aan wie May Khoen's overgrootvader Ko Djie Soei zijn vermogen voor een groot deel te danken had, is bekend dat hij, naast Goei Bing Nio aan wie hij door zijn ouders uitgehuwelijkt was, nog zeven bijvrouwen had. In totaal verwekte hij zesentwintig kinderen bij hen. Behalve die acht 'officiële' vrouwen zou hij ook nog minstens achttien concubines hebben gehad.*3


©Huub Drenth

 

Bong Lap Sine en echtgenote, West-Borneo omstreeks 1930.*4
 
*1 Aquasie Boachi,  Mededeelingen over de Chinezen op het Eiland Java. Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde, Volume 4, nr 2, pag. 287-288 (1856). Ga voor meer informatie over prins Aquasi Boachie naar Wikipedia.
*2 Chinese vrouwen mochten volgens de traditie niet voor de tweede keer trouwen en dat gebeurde dan ook niet vaak. Het hertrouwen van een vrouw werd in het algemeen als een schande gezien. Het is belangrijk om te weten dat kinderen, volgens confucianistisch recht, bij de familie van de man hoorden en dat ze die dan kwijtraakte. In het geval dat zij wel hertrouwde, moest zij bij de Kong Koan verklaren hoe haar eerste huwelijk was geëindigd, door het overlijden van haar echtgenoot of door een echtscheiding. Indien zij een echtscheiding achter de rug had, moest zij verklaren wat de reden daarvan was geweest, de naam en het woonadres van haar voormalige echtgenoot opgeven alsmede de tijdsduur van het vorige huwelijk en eventueel de namen en de levensomstandigheden van de kinderen. Een dergelijke verklaring werd dan bijgeschreven in het huwelijksregister. Informatie over het vorige huwelijk van een man werd daarentegen zelden genoteerd.
De aanvragers van de 499 echtscheidingszaken tussen 1843 en 1865 waren 387 vrouwen (78 procent) tegenover slechts 112 mannen (22 procent). Dit verschil werd veroorzaakt door het feit dat de levensomstandigheden van de Chinezen in Batavia nogal afweken van die in hun stamland. Hoewel zowel de officieren van de Kong Koan als de gemeenschap in het algemeen de Chinese moraal wilden handhaven, werden zij tegelijkertijd ook sterk beïnvloed door de koloniale wetten en de complexe sociaal-culturele setting waar ze deel van uitmaakten. Echtscheidingen kwamen namelijk op veel grotere schaal voor onder de inheemse bevolking en eveneeens bij andere zogeheten 'vreemde oosterlingen' zoals b.v. Arabieren, Maleiers en Brits-Indiërs. Dit impliceerde dat een Chinese vrouw, als het om het aanvragen van echtscheiding ging, vaak beïnvloed (en gesteund) werd door haar moeder of grootmoeder, wanneer die een inheemse achtergrond hadden.
Bron: Chen Menghong, De Chinese gemeenschap van Batavia, 1843-1865: een onderzoek naar het Kong Koan-archief, Leiden 2011 (pag. 150 e.v.).
*3 Volgens May Khoen's oma (Nel) Ko Kiong Nio was het niet ongewoon binnen de Chinese gemeenschap dat wanbetalers een dochter aan de schuldeiser afstonden als ze niet aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Mogelijk is dat de verklaring voor het grote aantal concubines dat Oei Tiong Ham bezat (sommige bronnen noemen zelfs het getal vijftig). Over hoe die vrouwen/meisjes leefden, of wat hun positie precies was binnen de Peranakan gemeenschap, is helaas weinig bekend.

*4 De Chinezen van West-Borneo vormden een nogal afwijkende etnische groep binnen het koloniale bestel. Voordat de VOC op Borneo vestingen had waren zij daar reeds prominent aanwezig, voornamelijk in de zogenaamde Chinese districten in het westen (op het grondgebied van de vorsten van Sambas, Mampawa, Landak en Pontianak). Het merendeel van de immigranten bestond uit Hakka-Chinezen, afkomstig uit de provincie Fukien/Fujian. Wat de Wester-afdeling op Borneo zo aantrekkelijk voor hen maakte was de aanwezigheid van rijke goudaders daar ter plekke. De gouddelvers verenigden zich in de achttiende eeuw in kongsi's die als quasi-onafhankelijke republiekjes, naast en ten opzichte van de Maleise sultans in wier territoria zij gevestigd waren, een eigen politiek voerden. Ook met het Nederlands gouvernement onderhandelden ze als waren ze een soevereine staat. In de negentiende eeuw leidde dit tot een aantal gewapende conflicten met Batavia, waaraan voorgoed een einde kwam toen de goudaders uitgeput raakten en de Chinezen gedwongen waren om naar een andere vorm van broodwinning op zoek te gaan. (Bron: W. Dharmowijono; Van koelies, klontongs en kapiteins.)

 

Chinees echtpaar met kind, Java 1870.

Advies: Bezoek de website van de tentoonstelling Verbinding van culturen, in 2015-2016 georganiseerd door het Museum Volkenkunde te Leiden, voor wat meer informatie over Peranakan-huwelijksgebruiken op Java (met name bij één familie uit de upper class, het verschaft dus geen representatief beeld). Ook op de website van het CIHC is enige informatie te vinden.

Zowel in Singapore als Maleisië is tegenwoordig sprake van een revival van een huwelijksfeest in ouderwetse Peranakan-stijl (zie ook het filmpje boven). Op deze Singaporese site is een overzicht te vinden van de rituelen die dan uitgevoerd worden. Sowieso is er in Maleisië en Singapore veel meer kennis over dit soort onderwerpen aanwezig, evenals over tal van andere Peranakan-gerelateerde zaken. 'Baba Nyonya culture' heet het daar, men hoeft bijvoorbeeld alleen maar de termen 'baba', 'nyonya' en 'wedding' in te voeren op Google of YouTube en men stoot meteen op een schat aan informatie. Kortom: het 'leeft' daar en ook bestaan er speciale musea die het culturele erfgoed in ere houden. In Indonesië en Nederland is dat, op die schaal, niet het geval, mogelijk heeft dit met de onderdrukking en vernietiging van de Chinese cultuur in Indonesië - die meteen na de onafhankelijkheid begon en ten tijde van het Suharto-regime zeer extreme vormen aannam - te maken.

 


Bakul Siah, Singapore.

Dit was deel 19 van May Khoen's voorouders.

Zie voor deel 18: https://maykhoentan.blogspot.com/2024/05/may-khoens-voorouders-deel-18.html


 

vrijdag 21 juni 2024

Betty Oey




 

Those were the days

Vandaag honderd jaar geleden werd May Khoen's moeder Betty Oey Kiem Lian geboren in Semarang. Ze overleed in 1970, in Amsterdam, ze was toen 46. Betty is de persoon rechts op de (ingekleurde) foto, de andere twee zijn haar broer Louis en haar schoonzus Lena. In januari 1950 vertrok ze met haar echtgenoot Tan Swie Tong naar Nederland, Louis en Lena zou ze daarna nooit meer terugzien.*1

De foto dateert van eind jaren veertig. Hoe onbezorgd zag het leven er toen nog uit! Betty had geen andere broers of zussen, dus ongetwijfeld zal ze Louis en Lena erg gemist hebben nadat ze uit Indonesië vertrokken was. Temeer omdat Lena in verwachting van haar eerste kind was toen Betty en haar man naar Europa afreisden. Waarschijnlijk leed ze permanent aan heimwee, omdat haar leven in Nederland en op Aruba totaal anders verliep dan ze had verwacht.

In Semarang behoorde ze tot de lokale Chinese elite en leefde ze in weelde, maar in Nederland werd ze geconfronteerd met allesbehalve luxueuze omstandigheden en soms ook met openlijke discriminatie, zoals bijvoorbeeld in trams of in winkels. Ook moest ze de zorg voor het huishouden, evenals die voor de kinderen, op zich nemen, hetgeen een groot contrast vormde met Indië waar dat soort taken, in het milieu waarin zij opgegroeid was, grotendeels overgelaten werd aan kokkies, baboes en andere inlandse bediendes. Zonder de hulp van haar moeder, die bij het gezin van Betty en haar man inwoonde, zou ze het dan ook zeker niet gered hebben. Heel lang schreef ze haar broer en schoonzus nog geregeld brieven maar midden jaren zestig hield ze daarmee op. Waarna Louis zich steeds vertwijfelder, dat blijkt uit brieven aan zijn moeder, afvroeg of het wel goed ging met zijn zus.


©Huub Drenth




Betty en Lena op bezoek in Bandung, ca. 1948.


 *1 Zie ook mijn post over de verloving van Louis en Lena in augustus 1948, evenals May Khoen's voorouders ~ deel 18.


woensdag 22 mei 2024

May Khoen's voorouders ~ deel 18

 

Betty Oey Kiem Lian


Naar Holland

In mijn vorige post heb ik aandacht besteed aan het feit dat aan Patricia Tjiook-Liem op 3 juni a.s. een zeer eervolle onderscheiding uitgereikt zal worden. Ze ontvangt dit eerbetoon vanwege haar niet aflatende inspanningen om de geschiedenis en de cultuur van de Chinezen uit Indonesië voor toekomstige generaties vast te leggen en te bewaren. Als je je verleden niet kent, zul je nooit weten wie je bent, dat is de boodschap die ze hen, als het ware vanuit het heden, probeert mee te geven.

Ik ga mijzelf niet met Patricia Tjiook-Liem vergelijken - ik kan absoluut niet in haar schaduw staan - maar in zekere zin doe ik al een aantal jaren hetzelfde, maar dan natuurlijk wel op zeer kleine schaal. Voor May Khoen begon haar eigen geschiedenis zo omstreeks 1950, het jaar dat haar ouders in het huwelijk traden en naar 'Holland' kwamen. Van het leven dat ze op Java geleid hadden wist ze eigenlijk niets. Ook van de omstandigheden waarin haar ouders terechtkwamen toen ze eenmaal in Amsterdam gearriveerd waren was ze niet op de hoogte. De afgelopen weken heb ik met name naar dit laatste aspect van May Khoen's familieverleden onderzoek gedaan en stuitte daarbij soms op verrassende feiten. Op familiegeheimen zelfs. HD 




Betty Oey Kiem Lian

Hierboven is de persoonskaart van May Khoen's moeder Betty Oey te zien, zoals die bewaard wordt in het Amsterdams Stadsarchief. Haar Chinese naam is Kiem Lian en ze is geboren op 21 juni 1924 te Semarang. Over een maand is dat precies 100 jaar geleden. Behalve de namen van haar ouders staan ook de naam en de geboortedatum van haar echtgenoot Tan Swie Tong op de kaart vermeld. Op woensdag 4 januari 1950, een paar weken voor hun vertrek op 21 januari met de m.s. Dorsetshire*1 uit Tandjong Priok (de haven van Jakarta) naar Amsterdam, zijn ze in de St. Jozefkerk te Semarang met elkaar in het huwelijk getreden, uit dit document blijkt echter dat het burgerlijk huwelijk reeds op vrijdag 15 november 1946 heeft plaatsgevonden, dus ruim drie jaar eerder (en slechts 5 dagen na de 20e verjaardag van haar echtgenoot).*2 Op de achterkant van de kaart staan ook nog de namen van haar drie in Amsterdam geboren dochters geregistreerd (de vierde werd in 1966 in Deventer geboren), maar dat deel heb ik niet weergegeven.


De Locomotief, 21 januari 1950.

De Dorsetshire is op 23 februari 1950 in Amsterdam gearriveerd maar pas op 21 maart heeft ze zich in die stad, vanzelfspekend samen met haar man, in het bevolkingsregister laten inschrijven, en wel op het adres Kerkstraat 383A-II, een huurkamer op twee hoog.*3 Na op nog een paar andere plekken te hebben gewoond verhuist ze op 9 juli 1951 naar het adres Rustenburgerstraat 326hs, dit is een woning op de begane grond. Op 15 augustus 1958 wordt ze uit het Amsterdamse bevolkingsregister uitgeschreven omdat ze niet lang daarna zal vertrekken naar Oranjestad op de Nederlandse Antillen.

 


Diverse adressen

Ik was benieuwd op welke adressen May Khoen's ouders gedurende die eerste periode in Amsterdam nog meer hadden gewoond en daarom heb ik ook daarnaar onderzoek verricht. Het bleek dat deze informatie ook in het Stadsarchief te vinden was, maar dan onder de noemer 'woningkaarten'. Vanaf 3 november 1950 staat het jonge stel niet langer ingeschreven op Kerkstraat 383A-II, op de foto's hierboven is dat het pand links met de markies, maar bewonen ze een huurkamer op het adres Nieuwe Herengracht 215-III, het pand met het vlakke zonnescherm. Daar wonen ze niet lang want vanaf 20 januari 1951 staan ze ingeschreven op het adres Pieter Cornelisz Hooftstraat 156-II, dichtbij het Vondelpark. Dit is het huis uiterst rechts op de foto's. Een week later, op 27 januari 1951, betrekken ze op ditzelfde adres een huurkamer op de derde verdieping. Twee maanden later wordt op die locatie hun eerste kind geboren. Vanaf 29 mei 1951 staat ook Betty's moeder, Nel Ko Kiong Nio, op dit adres geregistreerd. Vijf weken later verhuizen ze vervolgens met z'n vieren naar de Rustenburgerstraat, waar ze intrekken bij het gezin van Tan Swan Bing en zijn vrouw Huguette Tai Ai-hoa. Een jaar later wordt daar May Khoen geboren.*4




©Huub Drenth


*1 De m.s. Dorsetshire was een Brits troepenschip dat na de oorlog geschikt gemaakt was voor toeristische doeleinden. In die hoedanigheid kon het 550 passagiers vervoeren. De voorzieningen aan boord waren vanwege deze aanpassingen zonder meer uitstekend te noemen, er was sprake van ruime hutten en gezellige salons. Ook de service was van uitmuntende kwaliteit. Het schip was gecharterd voor de repatriëring van (hoge) Nederlandse militairen en gouvernementsambtenaren, alsmede hun gezinnen, maar er er waren ook veel 'particulieren' aan boord, waaronder dus May Khoen's ouders.

*2 Voor dit vroege burgerlijk huwelijk, waarvan May Khoen en haar drie zussen niet op de hoogte waren, werden bij een notaris huwelijkse voorwaarden opgemaakt. Dit op verzoek van de bruid en haar familie. Betty Oey, op dat moment 22, was namelijk een rijke erfgename, terwijl haar twee jaar jongere echtgenoot, hij was amper 20 - in de regel was het juist omgekeerd wat de leeftijd betreft - die vooruitzichten niet had (het kapitaal van zijn vader was tijdens de Japanse bezetting, en ook in het jaar daarna, behoorlijk geslonken en bovendien waren er nog zeven andere broers en zussen, een paar jaar later zelfs acht). Wel is het zo dat haar familie de verplichting op zich nam om de kosten van zijn studie te betalen, waardoor hij in staat was om zich te laten inschrijven bij de Technische Hogeschool in Bandung. Tot hun vertrek naar Nederland, vlak na de inzegening van het kerkelijk huwelijk, bleef Betty derhalve gewoon bij haar familie in Semarang wonen, in de villa die haar grootvader Oey Tjien To begin jaren dertig had laten bouwen in de wijk Nieuw Tjandi.

 


Het huis in Nieuw Tjandi, links Betty's broer Louis.

Al met al wekt deze wonderlijke gang van zaken sterk de indruk dat de twee elkaar in november 1946 nauwelijks kenden en dat er in feite van een gearrangeerd huwelijk sprake was, dus van een soort zakelijke deal (uit betrouwbare bron vernam ik dat zeer waarschijnlijk Betty's moeder hiertoe het initiatief genomen had, teneinde haar dochter na de oorlog zo snel mogelijk van een hoogopgeleide huwelijkspartner te voorzien, HD). Tijdens de bezetting verbleven Chinese dochters zoveel mogelijk binnenshuis, om ze voor gedwongen prostitutie door de Japanners en andersoortig onheil te behoeden, al die tijd had ze dus min of meer opgesloten gezeten. Vrije omgang tussen de seksen bestond sowieso niet, bovendien was er in november '46 al ruim een jaar een bloedige vrijheidsoorlog op Java gaande, wat het dagelijkse leven ook niet bepaald gemakkelijker maakte (Semarang zelf is op dat moment veilig, maar de omgeving van de stad is voor een groot deel in handen van de nationalisten). Het lijdt geen twijfel dat Max Tan Swie Tong, Betty's wettige echtgenoot, van de voor hem zeer gunstige financiële implicaties van het huwelijkscontract op de hoogte was maar of dat, wat dit aspect betreft, ook voor Betty gold is niet bekend.

 


Ook in Nederland bleef deze ruimhartige vorm van 'studiefinanciering' van kracht, want het was in de nogal 'karige' jaren vijftig nou eenmaal volstrekt onmogelijk voor een student om in het onderhoud van een gezin van vijf personen te voorzien, laat staan om er daarnaast ook nog dure hobby's op na te houden. Betty's moeder Nel Oey-Ko, die bij hen ingetrokken was, nam die kosten grotendeels voor haar rekening; toen haar schoonzoon zijn studie eenmaal afgerond had was ze dan ook zo ongeveer blut. Een academische studie volgen in Nederland was sowieso zeer begrotelijk, zelfs voor gefortuneerde Chinezen uit Java, zoals onder meer valt te lezen in het boek The Kwee Family of Ciledug (pagina 257).

*3 Bij mijn naspeuringen ontdekte ik dat op dit adres, tot hun deportatie naar doorgangskamp Westerbork, de joodse Marie van Velzen-Tak (1890-1943) en haar dochter Grietje van Velzen (1926-1942) hadden gewoond. Marie en Grietje werden door de nazi's respectievelijk in Sobibor en Auschwitz vermoord.

Stolpersteine Kerkstraat 383-A.


*4 Meer informatie over Tan Swan Bing en Huguette Tai Ai-hoa valt te vinden in deel 17 van de serie over May Khoen's voorouders. Ook gedurende het laatste jaar dat het gezin Tan/Oey op het adres Rustenburgerstraat 326 woonde blijkt er overigens sprake te zijn geweest van inwoning. Vanaf 17 juli 1957 staan (James/Jimmy) Wie Tjhoy Tjoeng (1924), zijn vrouw Clara Elisabeth Thoeng (1931) en hun pasgeboren dochtertje Mi-Lan eveneens geregistreerd als bewoners van deze woning. Jimmy en Clara zijn op 5 juni 1956 in Amsterdam met elkaar in het huwelijk getreden. Van beroep is Jimmy onderwijzer. Ze zullen er tot juli 1968 met hun (vijf) kinderen blijven wonen.

Eind december 1956 was May Khoen's vader, door de subfaculteit farmacie van de UvA, officieel tot apotheker bevorderd, waarop hij in april 1957, via Curaçao, naar Aruba vertrok om daar in Oranjestad een apotheek te gaan runnen. De overkomst van de rest van het gezin naar Aruba liep echter zeer ernstige vertraging op, waardoor ze veel langer in Amsterdam moesten blijven dan oorspronkelijk de bedoeling was. Dit had mogelijk te maken met het feit dat ze nog steeds de Indonesische nationaliteit bezaten, terwijl juist in dat jaar de politieke spanningen tussen Nederland en Indonesië zeer hoog opliepen. Uiteindelijk zou dit, op 5 december 1957, resulteren in de nationalisatie van alle Nederlandse bedrijven in Indonesië, waarna er een ware uittocht van uit Nederland afkomstige expats op gang kwam, in totaal zo'n 50.000 personen. In augustus 1960 werden door Indonesië, vanwege de kwestie Nieuw-Guinea, ook de diplomatieke betrekkingen met Nederland verbroken, maar toen woonde het voltallige gezin Tan inmiddels al twee jaar op Aruba.

Waarschijnlijk waren de Tjoengs medio 1957 bij de Tannen ingetrokken om na hun ophanden zijnde vertrek de beschikking over de gehele woning te hebben, er was namelijk nog steeds sprake van grote woningnood in Nederland, maar door onvoorziene omstandigheden liep het dus totaal anders dan verwacht. Pas een jaar later zou het zover zijn, op dat moment hadden Jimmy en Clara inmiddels twee kinderen. Eind goed, al goed, zullen we maar zeggen.

Ga voor meer informatie over het verblijf van de familie Tan op het adres Rustenburgerstraat 326, alsmede over de economische situatie in Nederland gedurende de jaren vijftig, naar deel 17 van May Khoen's voorouders.


m.s. Dorsetshire

vrijdag 17 mei 2024

Eervolle onderscheiding voor Patricia Tjiook-Liem




Drieledige identiteit

Vandaag las ik, in de nieuwsbrief van het CIHC, het bericht dat op 3 juni a.s. aan (mr. dr.) Patricia Tjiook-Liem de Cultuurfonds Onderscheiding zal worden uitgereikt.*1 Deze stond voorheen bekend als de Zilveren Anjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds. De onderscheiding wordt sinds 1950 elk jaar toegekend aan drie tot vijf personen die zich, geheel belangeloos en op bijzondere wijze, hebben ingezet voor projecten op het vlak van cultuur of natuur.*2

In 2011 heeft Patricia de stichting Chinese Indonesian Heritage Center (CIHC) opgericht met het doel om het culturele erfgoed te beschermen van de, na de Tweede Wereldoorlog, naar Nederland gemigreerde Chinezen uit Indonesië, en eveneens om dat erfgoed voor geïnteresseerden toegankelijk te maken. De onderscheiding is haar toegekend vanwege de vele inspanningen die zij zich in de loop der jaren getroost heeft om de geschiedenis van deze relatief kleine groep aan de vergetelheid te ontrukken, zodat de kennis van hun oorsprong en cultuur ook doorgegeven kan worden aan toekomstige generaties. Dit is wat er daarover in de nieuwsbrief vermeld werd: 

De geschiedenis van de Chinezen uit Indonesië in Nederland was een verborgen en vergeten verhaal. De eerste generatie migranten sterft uit en daarmee dreigt hun kostbare en historische erfgoed – voorwerpen, kleding, recepten, foto’s, films, boeken en verhalen - verloren te gaan. Omdat de eerste generatie veel energie had gestoken in hun succesvolle integratie raakte dat verleden op de achtergrond. Nu kennis daarover verloren lijkt te gaan, realiseren jongere generaties zich dat zij afgesneden dreigen te worden van dat verleden, dat echter een belangrijk bestanddeel van hun identiteit blijft. Chinezen uit Indonesië in Nederland hebben een drievoudige identiteit in wisselende combinaties, vanuit het Chinese moederland, het Indonesische geboorteland en het Nederlandse studie- en geboorteland. Dat kan een verrijking zijn, maar soms ook een worsteling. Het is belangrijk dat er bronnen zijn waaruit kennis en achtergrond geput kan worden om de herkomst van identiteit van Chinezen uit Indonesië in Nederland te begrijpen.

In mijn blog heb ik verscheidene malen aandacht besteed aan de persoon, de werkzaamheden en de verdiensten van Patricia Tjiook-Liem; ook heb ik vaak van haar expertise gebruik gemaakt in voetnoten, met de zoekfunctie hieronder zijn die gemakkelijk op te sporen. Patricia is een achter-achternicht van May Khoen, hun gezamenlijke voorvader was Sih Khay Hie (1851-1936), groothandelaar in textiel te Semarang. Over hem schreef Patricia een boek dat in 2015 op de markt verscheen.*3

©Huub Drenth


 

*1 Klik hier voor een overzicht van de activiteiten van het CIHC.

*2 Alle bekroonde personen van de Cultuurfonds Onderscheiding 2024.
*3 Ga naar deze post voor meer informatie over Patricia's boek over Sih Khay Hie.
    Zie ook mijn post over haar boek Chinezen uit Indonesië.

De Cultuurfonds Onderscheiding is niet de eerste hoge onderscheiding die aan Patricia Tjiook-Liem wordt toegekend. Op 26 april 2023 werd zij in haar woonplaats Amstelveen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd. Lees hier het transcript van het gesprek dat de burgemeester van Amstelveen bij die feestelijke gelegenheid met haar voerde.

Zie ook het persbericht van uitgeverij Walburg Pers.


maandag 15 januari 2024

May Khoen's voorouders ~ deel 17




Paspoort Ko Kiong Nio, op 9 mei 1953 uitgegeven door de Indonesische ambassade te Den Haag.

 

Nel Ko Kiong Nio

De jaren veertig van de vorige eeuw zijn een raadselachtig decennium in May Khoen's familiegeschiedenis, die zich dan nog steeds volledig op Java afspeelt. Eerst wordt Nederlands-Indië onder de voet gelopen door Japan en volgt er een periode van interneringen (van met name Europeanen), economische uitbuiting en grote hongersnoden. En meteen na de capitulatie van Japan, in augustus 1945, gaat vervolgens de Indonesische Onafhankelijksoorlog van start die zo'n vier jaar zal duren, wederom een periode die gekenmerkt wordt door veel bruut geweld, chaos en doden. In May Khoen's familie bestaan er geen overgeleverde verhalen uit die tijd. Waarschijnlijk is haar grootvader Tan Hway An gedurende de Japanse bezetting geïnterneerd geweest maar schriftelijk bewijs (zoals bijvoorbeeld een Japanse interneringskaart) ontbreekt daarvoor. Het zou dus een paar weken of een paar jaar geweest kunnen zijn. Of misschien zelfs maar een paar dagen.

Ook over de periode tussen 1945 en 1950, dus over de tijd dat er met name op Java een wrede oorlog tussen Indonesische nationalisten en het Nederlandse leger werd gevoerd, is vrijwel niets bekend. Er werd gewoon getrouwd en in Bandung gestudeerd, waardoor het lijkt alsof die oorlog geen rol van betekenis speelde in het dagelijks leven van May Khoen's familie. Wat natuurlijk absoluut niet zo was. Er werd van bijzondere gebeurtenissen - zoals bijvoorbeeld de internering van Tan Hway An - domweg geen verslag gedaan aan de directe omgeving en bijgevolg werden er daarover later ook geen 'familieverhalen' verteld.*1 Waaraan ik nog toe kan voegen dat er sowieso nooit over het verleden werd gepraat, ook niet toen een groot deel van de familie naar Europa was geëmigreerd.

 


Zuiveringsactie in de buurt van Bandung, 28 januari 1948.

Geschiedschrijving is per definitie een subjectieve inkleuring van het verleden. Er zijn nu eenmaal allerlei invalshoeken mogelijk. En ook baseert vanzelfsprekend niet iedereen zich op dezelfde bronnen of feiten. Zo verschilt bijvoorbeeld de Indonesische interpretatie van wat er gebeurde in de jaren veertig nogal van de Nederlandse. Wat betreft het hele koloniale verleden hebben ze daar sowieso een andere visie op wat er zich afspeelde in de archipel. Voor de Chinezen in Indië/Indonesië, die eeuwenlang als buffer tussen de Nederlanders en de Indonesiërs fungeerden, geldt uiteraard precies hetzelfde; hun visie en die van de autochtone bevolking, op wat betreft hun aanwezigheid in Indië, liggen tot op de dag van vandaag mijlenver uiteen (ook in het boek 'The Kwee Family of Ciledug' wordt dat op een pijnlijke manier duidelijk).

May Khoen is, wat het kerngezin betreft, opgegroeid in wat men een 'zwijg- en verzwijgcultuur' zou kunnen noemen. Hetgeen in sterke mate te maken heeft met het confucianisme dat eeuwenlang een stempel gedrukt heeft op de Chinese manier van leven.*2 Gezichtsverlies en schaamte spelen een belangrijke rol in dat van gedragsregels doortrokken geloofssysteem en daarom is er sprake van veel innerlijke censuur. Over heel veel dingen wordt niet gepraat, en kan ook niet gepraat worden, mede omdat de vocabulaire ervoor ontbreekt. In de opvoeding van kinderen wordt het hebben van een eigen mening of het uiten van gevoelens dan ook niet gestimuleerd, aangezien gehoorzaamheid en volgzaamheid veel belangrijker gevonden worden. Het persoonlijke doet er niet toe, daar komt het op neer.

Hoewel de confucianistische denkbeelden tegenwoordig sterk aan kracht ingeboet hebben, niet alleen in de diaspora maar ook in China zelf, spelen die opvattingen in het leven van de oudere generaties nog steeds wel een cruciale rol. May Khoen's oma Nel Ko Kiong Nio was daar een goed voorbeeld van, geen woord kwam er over haar lippen als het over haar eigen geschiedenis ging. Kennelijk waren er te veel dingen gebeurd die beschamend voor haar waren. Of te pijnlijk om naar terug te gaan. Wat achteraf gezien ontzettend jammer is, aangezien de periode tussen haar geboorte en dood zo'n beetje de hele twintigste eeuw beslaat. Ondanks dat zwijgen ben ik toch best veel over haar te weten gekomen, onder andere door onderzoek naar haar te doen in een aantal (gedigitaliseerde) archieven.




 

Archiefkaart nr. 1

Hierboven valt de persoonskaart te zien van oma (Nel) Ko Kiong Nio, zoals die bewaard wordt in het archief van de gemeente Amsterdam (klik op de afbeelding). De kaart vormt een zeer compacte weergave van haar verblijf in Nederland gedurende de jaren vijftig. Op 29 mei 1951 wordt ze ingeschreven bij de Amsterdamse burgerlijke stand, haar vorige woonplaats is Semarang in Indonesië, en op 28 augustus 1958 laat ze zich weer uitschrijven omdat ze naar Oranjestad op Aruba vertrekt. De naam van haar (in 1928 overleden) man is Willy Oey en haar nationaliteit is de Indonesische. Ook de namen, geboortedata en geboorteplaatsen van haar vader en moeder staan op de kaart vermeld: Ko Dji Soei, in 1859 geboren te Magelang en Lie Hiang Nio geboren te Djokjakarta in 1879. Oma Nel zelf werd op 29 januari 1905 geboren in Semarang.

Nadat ze in Nederland is aangekomen, naar verluidt heel chique per vliegtuig vanuit Jakarta (alleen rijke mensen konden zich dat veroorloven), woont ze eerst op het adres P.C. Hooftstraat 156-II. Op 9 juli 1951 is ze dan inmiddels verhuisd naar de Rustenburgerstraat. Eind maart is haar eerste 'Nederlandse' kleinkind geboren, officieel is dat de reden van haar komst. Een jaar eerder is dan al haar eerste 'Indonesische' kleinkind ter wereld gekomen, te weten Franky (Oey Tiong To), het zoontje van haar zoon Louis en schoondochter Lena.*3


Oma Nel en May Khoen in 1953.

Inwoning

Ik heb me altijd afgevraagd hoe het mogelijk was dat May Khoen's ouders, nadat ze in 1950 in Nederland aangekomen waren, zo snel huisvesting in de Rustenburgerstraat gevonden hadden. Evenals het voor de inrichting noodzakelijke meubilair. Begin jaren vijftig was er in het hele land immers nog steeds sprake van extreme woningnood, terwijl tegelijkertijd allerlei producten en goederen, waaronder tafels, stoelen en bedden, zeer moeilijk verkrijgbaar waren. Van de latere welvaart en overvloed was dus absoluut nog geen sprake (die begon pas zo'n tien jaar later). Inwoning was heel gewoon want pasgetrouwde stellen moesten vaak jaren op toewijzing van een woning wachten.*4 Ook mijn eigen ouders kregen daarmee te maken toen ze eind jaren veertig elkaar het jawoord gaven.

In het geval van May Khoen's ouders blijkt het toch iets anders te liggen dan ik dacht. Want als ze in maart 1950 in Amsterdam arriveren staan ze bij die gemeente eerst ingeschreven op het adres Kerkstraat 383-A. Na eerst nog op een paar andere adressen ingeschreven te hebben gestaan (waarover in deel 18 meer) gaan ze pas op 9 juli 1951 in de Rustenburgerstraat wonen, tegelijk met oma Nel.*5 Dat blijft zo tot medio 1958. In eerste instantie was daar sprake van inwoning, uit de persoonskaart van May Khoen's oma valt namelijk op te maken dat in die tijd ook het gezin van Tan Swan Bing en Huguette Tai Ai-hoa op het adres Rustenburgerstraat 326 ingeschreven staat. Het echtpaar heeft vier kinderen en ze wonen er al vanaf september 1948. Tot eind september 1952, om precies te zijn, want dan gaan ze terug naar Semarang.*6 Pas op dat moment hebben May Khoen's ouders de woning dus voor zich alleen. Het gezin bestaat dan, inclusief oma Nel, inmiddels uit vijf personen. Voor die tijd hadden ze waarschijnlijk slechts een of twee kamertjes tot hun beschikking, simpelweg omdat ze inwonend waren en het pand al door zes mensen werd bewoond. Uiteindelijk zouden dat er dus zelfs elf worden.

Onwillekeurig roept dit alles de vraag op hoe het May Khoen's vader, die aan de UvA farmacie studeerde en (nog) niet de Nederlandse nationaliteit bezat, lukte om, in die tijd van collectieve armoede en algehele schaarste, een gezin van vijf personen te onderhouden. Terwijl er in 1954 bovendien nog een dochter bij zou komen.*7

 


Archiefkaart nr. 2

In het Stadsarchief van de gemeente Amsterdam is ook nog een tweede persoonskaart van Nel Ko Kiong Nio te vinden. Behalve de gegevens die op de eerste kaart vermeld staan valt op deze kaart ook te zien waar ze in Amsterdam (en Deventer) zoal gewoond heeft na haar verblijf op Aruba. In Oranjestad was haar schoonzoon, na zijn afstuderen en bevordering tot apotheker, vanaf 1957 werkzaam bij de Botica Aruba maar na een jaar of vijf vond hij het daar wel mooi geweest, aangezien het eiland, naar zijn mening, voor zijn drie opgroeiende dochters te weinig goede scholingsmogelijkheden bood.

Op 12 september 1962 wordt ze opnieuw ingeschreven bij de Amsterdamse burgerlijke stand, op het adres Marius Bauerstraat 13 deze keer. In augustus 1963 strijkt ze neer in Deventer, daar woont ze in de Sylvanusstraat en aan de Zwolseweg. Haar schoonzoon heeft een betrekking gevonden bij Philips Duphar in Olst, zodoende. Lang duurt dat verblijf in Deventer niet want vanaf 28 juni 1966 woont ze wederom in Amsterdam, nu op de locatie J. de Koostraat 60. Op 9 december 1965 heeft ze dan inmiddels de Nederlandse nationaliteit gekregen. Al die jaren heeft ze deel uitgemaakt van het gezin van haar dochter en schoonzoon, naar Indonesië is ze dus niet meer teruggekeerd, maar als haar dochter, May Khoen's moeder, op 23 september 1970 plotseling overlijdt komt er aan dat tijdperk abrupt een einde.

 

Het Parool, 30 september 1970.

Buitenveldert en Amstelveen

Op 22 juli 1971 betrekt ze in de wijk Buitenveldert een tweekamerflatje (38 m2) op het adres Van Nijenrodeweg 848. Haar schoonzoon heeft dat gekocht, zodat ze voortaan haar eigen woonruimte heeft. Haar dochter is dan nog geen jaar dood. Voor haar jongste kleindochter, een nakomertje en dan pas vijf, kan ze vanaf dat moment niet meer zorgen, aangezien ze volledig op het openbaar vervoer is aangewezen en de reistijd ongeveer een uur bedraagt. Huishoudsters zullen de eerstkomende jaren die taak van haar overnemen.
Aan de Van Nijenrodeweg blijft ze wonen tot de flat door de belastingdienst wordt geconfisqueerd - haar schoonzoon heeft hoge belastingschulden en is eind jaren zeventig naar de VS gevlucht - en op 20 juni 1988, tijdens een publieke veiling in het Sonesta Hotel, wordt verkocht voor fl. 53.000 (zie de afbeelding hieronder), waarna ze gedwongen is om naar een flatje op Bolestein te verhuizen. Ze is dan inmiddels 83 en kent niemand in die naargeestige omgeving, in feite is ze dan dus totaal ontheemd. Uiteindelijk komt ze midden jaren negentig in verzorgingshuis Brentano in Amstelveen terecht, maar dat wordt op de archiefkaart niet meer vermeld. Op 15 januari 1999 overlijdt ze daar in haar slaap, ze is dan bijna 94. Haar as wordt niet lang erna verstrooid op Westerveld, op dezelfde plek als de as van haar dochter.


 

©Huub Drenth

 

*1 Zie deel 16 van May Khoen's voorouders, dat de internering van Tan Hway An als onderwerp heeft.

*2 Zie mijn posts Confucius voor beginners en Neo-confucianisme voor beginners.

*3 Zie mijn post Louis Oey en Lena Liem.
*4 Het programma Andere Tijden wijdde op 26 maart 2011 een aflevering aan de naoorlogse woningnood. Deze documentaire geeft een goed beeld van de situatie in Amsterdam begin jaren vijftig, dus van de tijd waarin May Khoen's ouders en oma zich daar gevestigd hadden. De eerste twaalf minuten van aflevering 553 van de podcast van Maarten van Rossem geven ook een goed beeld van de naoorlogse tijd, zowel in Nederland als in Europa (zie onder). Bekijk eventueel ook de driedelige serie Beeld van Nederland 1945 - 1960.

 

 

*5 Deze gegevens zijn afkomstig van de persoonskaart van May Khoen's moeder Oey Kiem Lian die ook in het Amsterdams Stadsarchief te vinden is. In een volgende post zal ik hier meer aandacht aan besteden. Op 7 februari 2015 stond May Khoen voor het eerst sinds 57 jaar weer voor haar geboortehuis in de Rustenburgerstraat, zie mijn post van 21 juli 2019

*6 Ook van Tan Swan Bing en zijn echtgenote Huguette Tai Ai-hoa (en hun kinderen) zijn er persoonskaarten te vinden in het Stadsarchief. Tan Swan Bing wordt in 1906 geboren te Kediri in Oost-Java. De naam van zijn vader is Tan Ting Bie, van beroep rijsthandelaar en wonende te Tangoel. Zijn moeder heet Njoo Hing Tjie. In de jaren twintig studeert Swan Bing aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam, waar hij wordt opgeleid tot econoom. In 1932 trouwt hij in Den Haag met Huguette Tai Ai-hoa en keert daarna samen met haar terug naar Java. Huguette, in 1914 geboren te Parijs, is de dochter van de Chinese diplomaat Tai Ming-fou, vanaf 1927 als chargé d'affaires (zaakgelastigde) verbonden aan de Chinese ambassade in Den Haag, en zijn uit Frankrijk afkomstige echtgenote Marie Jaslin. In 1948 vestigen Swan Bing en Huguette zich opnieuw in Nederland, ze hebben dan inmiddels vier kinderen.

*7 Het antwoord op die vraag komt aan de orde in deel 18 van May Khoen's voorouders (zie *2 aldaar).

 

De Locomotief, 18 juni 1948.
 
 
Dit was deel 17 van May Khoen's voorouders.
Zie voor deel 16: https://maykhoentan.blogspot.com/2023/11/may-khoens-voorouders-deel-16.html