donderdag 31 december 2020

Mijn vriend Wessel Overgouw

 


Op de valreep van 2020

Onlangs stuitte ik bij het opruimen van een kast toevallig op iets waarvan ik het bestaan totaal vergeten was. Het was een dichtbundel, in 1980 in eigen beheer uitgegeven in een oplage van vijftig exemplaren. De titel van de bundel luidde Inversie en de naam van de dichter was Wessel Overgouw. Wat trouwens een pseudoniem was. De prijs bedroeg 7,50 gulden en ik ben in het bezit van nr. 3 van de editie.

Ooit was Wessel Overgouw een goede vriend van mij maar aangezien hij op een gegeven moment op ongepaste wijze belangstelling voor mijn lieftallige levensgezellin begon te tonen scheidden zich onze wegen en verdween hij uit mijn leven. Na een kortstondig handgemeen en een paar bloedvlekken, dat wel, want zo ging dat nog in die dagen. Ik hoorde later dat hij naar India was vertrokken, naar Goa om precies te zijn, maar hoe het hem verder is vergaan zou ik niet weten. Het is heel wel mogelijk dat hij inmiddels overleden is want op Google valt geen enkel spoor van hem te ontdekken.

Als ik Wessel niet had leren kennen had ik nooit van het bestaan van allerlei dichters en schrijvers afgeweten. Of in ieder geval pas veel later. Want hij had het vaak over poëzie en literatuur als we in de kroeg zaten. Hij beweerde dat hij ooit in Amsterdam Joseph Brodsky had ontmoet, maar ik betwijfel of dat echt zo was want zoals de meeste dichters kon hij goed fantaseren. Zo goed zelfs dat er aan de lopende band vrouwen in zijn bed belandden. Volgens hemzelf althans. Hoe het ook zij, hier volgt een gedicht dat in die tijd aan zijn geniale brein ontsproten is, 's nachts in de kroeg waarschijnlijk:

In het café waar wanden spiegels zijn
schilderen bezoekers
de beelden van hun werkelijkheid
in omlijstingen van bedrieglijk glas,
op panelen die verborgen muren zijn

Zij drinken uit elkanders oog
de genadeloze dood,
bevreesd altijd alleen te moeten sterven


©Huub Drenth

Foto: Brassaï (Parijs, 1932), schilderij: Willem Haenraets