donderdag 29 juli 2021

Grunneger bloud

 


 Mien Hogelaand...
*1 M(e)ij = Uithuizermeeden

Wessels, Van Marm en Feddema

De afgelopen tijd ben ik veel bezig geweest met onderzoek te doen naar mijn voorouders. En zodoende kwam ik, via de lijn van mijn grootmoeder Tecla Wessels (1872-1952), ook in Groningen terecht, zowel in de stad als op het platteland. Voorzaten die herenboeren, soldaten, smeden, schippers, arbeiders en handelaren waren; dat verrassend gemêleerde gezelschap kwam ik tegen op dat pad. Onder hen zeer veel rooms-katholieken, hetgeen voor dit overwegend protestantse gewest best wel uitzonderlijk genoemd mag worden.

De Wessels bleken oorspronkelijk uit het pal over de grens gelegen Emsland afkomstig te zijn en rond 1750 in Uitwierda, een dorpje aan de noordrand van de toenmalige vesting Delfzijl, te zijn neergestreken. Hun geboortegrond was gedurende vele generaties de omgeving van het Duitse plaatsje Heede geweest en daar bleken ze to/zur Norda te hebben geheten. Uiteindelijk kwam ik in die lijn uit bij Hermann to der Norda, eigenerfde/herenboer ('Beerbter') van de hoeve Norda in Heede, die van 1330 tot 1407 leefde.


Tecla Wessels, omstreeks 1896

Tot mijn verrassing ontdekte ik ook dat de voorouders van mijn overgroot-moeder Margaretha van Marm (1839-1913), de moeder van Tecla Wessels, waarvan ik altijd dacht dat ze uit het Groningse dorp Marum stamden, tot medio achttiende eeuw in het uiterste oosten van de Betuwe woonden - in Bemmel, Huissen en omstreken - en daar toen al een paar honderd jaar Van Merm heetten (ik stam af van Evert van Merm, een boer uit het buurtschap Baal, die werd geboren in 1576).*2 Net als in Emsland was de bevolking in dat gebied, dat ook wel de Over-Betuwe wordt genoemd, voor het merendeel rooms-katholiek, hetgeen impliceert dat alle generaties in de afstammingslijn van mijn grootmoeder Tecla, zonder enige uitzondering, qua geloofsovertuiging op Rome gericht waren, dus ook in de tijden van zware calvinistische repressie.

 

Margaretha van Marm, omstreeks 1900

Een van de verste 'Groningse' voorvaders die ik kon traceren was Doe Tho Feddemahuys. Hij leefde van ongeveer 1510 tot 1575 en woonde op de Feddema-heerd, een grote herenboerderij op de vruchtbare klei van het Hogeland, op loopafstand van (de katholieke enclave) Kloosterburen en niet ver van het wad. De Feddema's waren grootgrondbezitters en ze bleven eigenaren van de heerd tot 1981. Toen ik op de kaart zag waar die monumentale hofstede zich precies bevond herinnerde ik me dat ik daar, lang geleden, wel eens met May Khoen voorbij gekomen was, aangezien we toen vaak bij vrienden in het nabijgelegen Molenrij logeerden en dan soms buitendijks op de uitgestrekte kwelders zeekraal gingen zoeken.

 


Feddemaheerd
Toal
Het Groningse dialect, dat tal van Friese invloeden kent, is absoluut niet de meest oorstrelende variant van het Nedersaksisch, voor zover dat in Nederland wordt gesproken. Persoonlijk vind ik bijvoorbeeld het Drents en het Twents veel vriendelijker klinken, en ook het Sallands heeft zo zijn eigen charme. Maar als je het lied 't Hogelaand van de Groningse dichter/zanger Ede Staal (1941- 1986) beluistert blijkt dat er achter die rauwe en weerbarstige klanken wel degelijk pure schoonheid schuil kan gaan. Juist uit dat kustgebied zijn bovendien veel van mijn verre Groningse voorzaten afkomstig en sinds ik dat weet hebben Ede's woorden een speciale betekenis voor me gekregen. Al die Hogelaandsters sprekende bloedverwanten werden tijdens hun leven immers omringd door het landschap waar hij zo liefdevol over zingt.

©Huub Drenth


 
May Khoen in Molenrij


*2 Merm is een buurtschap iets ten zuiden van Elst.