Ik kan nu wel, in kort bestek, een soort overzicht van May Khoen's leven proberen te geven maar het lijkt me beter om dat aan haarzelf over te laten. Want die mogelijkheid is er namelijk. Wat hierna volgt is de email die ze op woensdag 1 juni 2016 aan onze huisarts stuurde ter voorbereiding op het kennismakingsgesprek dat de dag erna zou plaatsvinden. In de voorafgaande jaren had ze voortdurend onder controle gestaan bij verschillende afdelingen van het UMCG en precies in die periode had onze huisarts de praktijk van haar voorganger overgenomen, zodoende hadden ze elkaar in levende lijve nog nooit ontmoet. Die kennismaking was ineens een zeer dringende kwestie geworden voor Khoen omdat ze wist dat haar einde snel naderde. Ze had besloten om door middel van vrijwillige euthanasie afscheid van het leven te nemen en dat ging nou eenmaal niet zonder de medewerking van de huisarts. Tot haar grote opluchting reageerde deze meteen positief op haar verzoek.
Dit schreef ze:
Beste mevrouw V...,
Aangezien ik op dit moment nog steeds zeer grote moeite heb met praten heb ik alvast maar wat dingen opgeschreven, dit om ons kennismakingsgesprek wat gemakkelijker te laten verlopen. Op papier ben ik weliswaar al een paar jaar uw patiënt maar door louter toevalligheden is het nooit tot een ontmoeting gekomen sinds het vertrek van dokter D...
Mijn naam is May Khoen Tan, geboren op 21 juli 1952 te Amsterdam. Mijn lagere schooltijd heb ik grotendeels doorgebracht in Oranjestad, Aruba, waar mijn vader apotheker was. Eind 1962 is ons gezin (met drie kinderen) teruggekeerd naar Nederland. Na eerst een tijdje in Deventer te hebben gewoond, waar mijn vader bij een farmaceutisch bedrijf werkzaam was, kwamen we opnieuw in Amsterdam terecht, alwaar mijn vader wederom het beroep van apotheker uitoefende.
Ik stam uit een Chinese handelsfamilie die zich omstreeks 1800 op Java gevestigd heeft. Na de Tweede Wereldoorlog is een groot deel (van de generatie) van mijn ouders' familieleden uit Indonesië weggetrokken, waarna ze zich ze zich in Europa, Australië en de VS gevestigd hebben (ook mijn vader woont inmiddels al meer dan 35 jaar in de VS, in Californië om precies te zijn).
In mijn familie wordt al minstens honderd jaar geen Chinees meer gesproken maar toch voelen we ons vreemd genoeg nog steeds wel enigszins Chinees. Dit zal wel te maken hebben met bepaalde waarden en normen die onbewust van generatie naar generatie worden doorgegeven.
Na de middelbare school ben ik in Groningen Zweeds gaan studeren. Mijn vader was gedurende zijn studietijd vaak in Zweden geweest en sprak die taal een beetje. Zodoende waren we er met ons gezin verschillende keren op vakantie geweest. Op de een of andere manier fascineerde de cultuur (en natuur) van dat land me toen hevig. Toen ik na een paar jaar de taal genoeg onder de knie had heb ik die studie vaarwel gezegd en ben ik aan kunstacademie Minerva een opleiding gaan volgen. Zweeds spreek ik nog steeds zeer regelmatig aangezien een van mijn zussen met een Zweed getrouwd is en dus Zweedse kinderen en schoonfamilie heeft.
In de examenperiode van mijn opleiding aan de kunstacademie ben ik plotseling ziek geworden. Dat was in 1977. Ik kreeg te maken met acuut nierfalen. Ineens had ik geen kracht meer en raakte ik opgezwollen door het vocht. Ik lag bijna een half jaar in het ziekenhuis. Na een paar jaar volgde nierdialyse. In 1984 onderging ik een niertransplantatie en werd alles langzaam maar zeker weer enigszins 'normaal'.
Maar ondertussen had zich natuurlijk wel een meteorietinslag voorgedaan in mijn leven...
Na mijn niertransplantatie was het moeilijk om weer op gang te komen, niet alleen in persoonlijk/emotionele maar ook in maatschappelijke zin. Begin jaren tachtig was er sprake van een zeer hevige economische crisis in Nederland en de werkeloosheid was daardoor erg groot. Ik heb toen een tijd als bureauredacteur (freelance) bij Wolters-Noordhoff gewerkt en wist daarna de (vaste) functie van coördinator bij het Centrum Beeldende Kunst te verwerven. Dat was best wel een zware baan en ik was daarom blij dat ik op een gegeven moment aan de slag kon bij De Schouwburg, alwaar ik assistent werd van programmeur René van der Pluijm (thans programmeur van De Stadsschouwburg te Amsterdam).
In 2008 begon mijn gezondheid de eerste ernstige tekenen te vertonen van verval. Er kwamen kale plekken op mijn hoofd, ik kreeg grote problemen met mijn heup, werd blind aan een oog en er overkwamen me nog een paar van dat soort akelige zaken. Ook kreeg ik steeds minder energie. In 2011 werd ik afgekeurd en moest ik definitief afscheid nemen van die prachtige baan en mooie werkomgeving.
De niertransplantatie in 1984 heeft in zekere zin mijn leven gered. Helaas is het wel zo dat ik sindsdien zware medicatie heb moeten gebruiken om afstoting te voorkomen. De afgelopen jaren is mijn gezondheid, als gevolg van de bijwerkingen van deze medicatie, in steeds sterkere mate afgenomen. Mijn conditie is erg achteruit gegaan en ook heb ik verschillende vormen van kanker gekregen, dit vanwege het feit dat mijn immuunsysteem niet meer goed werkt. Een adequate behandeling van kanker (of van ander groot fysiek onheil) is in mijn geval niet meer mogelijk waardoor ik min of meer overgeleverd ben aan de implicaties van deze ziekte(n).
Voordat ik dit schrijven beëindig wil ik graag nog een paar woorden besteden aan mijn vriend en partner H... Veel van de gebeurtenissen die ik heb beschreven hebben ook zijn leven in sterke mate bepaald en vorm gegeven. Wij hebben immers inmiddels al bijna veertig jaar een relatie. Het zal u daarom niet verbazen dat ik erg dankbaar ben voor zijn jarenlange steun en toewijding.May Khoen Tan
Hoe snel haar ziekteproces in de tijd daarna verliep blijkt wel uit het feit dat we die bewuste dag gewoon de bus genomen hebben naar de huisartsenpraktijk aan de Oostersingel. Ze kon op dat moment ook nog redelijk goed lopen, al werd ze wel snel moe. Nog steeds bewoog ze zich heel waardig, ook nu ze het pad naar de eindstreep ingeslagen was. Drie weken later overleed ze. Vredig en vol overgave, op de manier die ze zelf gekozen had.
©Huub Drenth
Brussel/Tervuren, eind december 1978.