dinsdag 15 oktober 2019

Nog meer eigen familiegeschiedenis

 


Jan Welsman en Anna Ketting




In een vorige post had ik het erover dat er vroeger bij mijn vader thuis drie verschillende versies van het Nedersaksisch werden gesproken en dat dit, voor zover mijn vader zich dat kon herinneren, niet tot spraakverwarringen had geleid. Bij mijn moeder thuis werd door beide ouders wel min of meer hetzelfde dialect gesproken aangezien mijn opa uit Kampen kwam en mijn oma uit Zwolle. Johannes Cornelis (Jan) Welsman en Johanna Maria (Anna) Ketting heetten ze, respectievelijk geboren in 1892 en 1894. Ze trouwden in 1916. Toen ik op het Thomas à Kempislyceum in Zwolle zat kwam ik wel eens in een deel van de oude binnenstad dat 't Eiland heette en waarvan ik wist dat mijn oma daar geboren was. Maar ze was toen al overleden, zodoende heb ik haar nooit kunnen vragen waar precies. Die hele buurt is in de jaren zeventig gesloopt - ervoor in de plaats kwam een oerlelijk winkelcomplex - dus alle sporen van dat verleden zijn voorgoed uitgewist.

Mijn moeder kwam uit een gezin met acht kinderen en zes ervan waren meisjes. Ze waren daar op een heel andere manier katholiek dan bij mijn vader thuis. Hemel en hel, en dus ook het begrip 'zonde', speelden een belangrijke rol in de dagelijkse gang van zaken. Er werd gebeden en gebiecht dat het een lieve lust was. De opvoeding was streng en een van mijn tantes werd zelfs non. De Welsmannen waren oorspronkelijk uit West-Brabant afkomstig, misschien was dat de reden van al die devotie. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat mijn opa, die een erg strenge patriarch schijnt te zijn geweest, beslist wilde voorkomen dat een van zijn dochters ongehuwd zwanger zou raken. Want dat was toen zo'n beetje de grootste schande die er bestond. Onderstaande schoolfoto (fragment) dateert uit het midden van de jaren dertig. Het meisje links is mijn moeder Gerry Welsman en het meisje rechts is haar een jaar oudere zus Dinie, mijn latere tante Dien.




In tegenstelling tot die van vaderszijde heb ik mijn opa en oma van moeders-zijde, Jan en Anna Welsman, beiden wel gekend. Mijn oma leed aan een chronische nierziekte en was daardoor de laatste jaren van haar leven aan bed gekluisterd. Op zaterdagavond ging ik vaak naar haar toe om met z'n tweeën naar een cowboyserie te kijken. Ik zat dan naast haar bed. Het heeft decennia geduurd voordat ik besefte dat het bij haar waarschijnlijk meer om mijn jeugdig enthousiasme dan om die serie ging. Ze overleed in de zomer van 1963. Ik was nog maar net tien. Toen ze opgebaard lag, in een zijkamertje, wilde ik haar graag zien. Voor de laatste keer. Samen met mijn neefje Arnold en mijn tante Dien ben ik gaan kijken. Zij was de eerste dode die ik zag.

Mijn opa stierf in 1973. Hij heeft me geleerd hoe je een band moest plakken. Tante Dien, die altijd vrijgezel gebleven is, woonde bij hem in. Omdat hij overdag vaak alleen was ging ik 's middags wel eens bij hem langs om een kopje thee te drinken. Hij vertelde graag over vroeger en zodoende weet ik veel over de familie van die kant. Volgens hem was zijn grootmoeder van adel geweest maar was ze door haar familie verstoten en onterfd toen ze zich, vanwege een liefdesgeschiedenis, tot het katholicisme had bekeerd.*1 Ook was zijn vader eens naar het verre Breda afgereisd in verband met een nalatenschap.*2 De naam Welsman was afkomstig uit Engeland, zei hij, maar hoe het precies zat wist hij niet, dus dat moest ik maar eens uitzoeken.*3 Hij was werkzaam geweest bij een sigarenfabrikant en had jarenlang de functie van voorzitter van de plaatselijke vakbond bekleed. Zodoende had hij vaak vergaderingen in andere delen van het land moeten bijwonen. Meestal in Utrecht, geloof ik, maar het kan ook best zijn dat het Hilversum was. Daar mocht hij het eveneens graag over hebben.
  

Ik groeide op met de neefjes en nichtjes van moederskant. Die van vaderskant waren namelijk allemaal veel ouder. In de familie van mijn moeder vond er in de jaren vijftig een ware geboortegolf plaats. En veel van die kinderen zaten bij mij op school. Ik bedoel de jongens want de meisjes zaten op de katholieke meisjesschool. Op zondag, na de hoogmis, kwamen we allemaal samen in het huis van mijn opa en oma. Daar werd koffie gedronken en de preek besproken. En ook roddels uitgewisseld, natuurlijk. De kinderen speelden meestal buiten. Iets verderop lag een gracht met aan de overkant de oude gasfabriek. Daar is deze foto eind jaren vijftig genomen. Het jongetje rechts vooraan ben ik.   


©Huub Drenth


*1 De achternaam van mijn betovergrootmoeder was Van Detten van Limburg. Ik heb het uitgezocht: ze was niet van adel, in ieder geval niet meer officieel (dit had te maken met de reorganisatie van de adel door koning Willem I in 1814). Wel stamde ze af van Gelderse, Utrechtse en Hollandse (en ook belangrijke Duitse en Franse) adellijke geslachten, waarvan de lijnen teruggaan tot de twaalfde eeuw en (zelfs heel veel) verder. Of ze van protestants katholiek is geworden is niet geheel duidelijk, die gebeurtenis kan net zo goed in een latere generatie hebben plaatsgevonden. Haar ouders waren absoluut niet (meer) vermogend, het overgeleverde bericht over haar onterving is dus (waarschijnlijk) ook niet helemaal juist. Mogelijk heeft een ingrijpende nalatenschaps-kwestie wel gespeeld toen haar grootvader Jhr. Hermannus van Limburg (1713 - 1790) overleed. Een aantal losstaande historische gebeurtenissen hebben dus kennelijk een gemythologiseerde vorm gekregen en dat verhaal werd van generatie op generatie binnen de familie doorgegeven.
*2 Waarschijnlijk was dat naar aanleiding van het overlijden van een oom of tante van hem, want daar waren er begin twintigste eeuw nog drie van in leven. De laatste, zijn tante Anna, stierf in 1913.
*3 De naam Welsman is inderdaad van oorsprong een Engelse naam. Hij kwam onder meer voor in Breda maar is inmiddels in Nederland bijna uitgestorven. Zie ook: https://onzetaal.nl/taaladvies/wales-welsh-welshman


Wapen van het geslacht Van Limburg.