donderdag 10 oktober 2019

Soms loop ik door de Torenstraat


Roots
Ik heb het afgelopen half jaar veel onderzoek verricht naar het verleden van May Khoen's familie en kwam daardoor automatisch in mijn eigen herinneringen terecht. Dat werkte als een soort warm bad waar ik zo nu en dan emotioneel tot rust kon komen, moet ik eerlijk bekennen. Want ik besefte steeds meer dat alles wat ik had, aan roots en identiteit, voor May Khoen altijd terra incognita was geweest en dat dit behoorlijke impact op haar leven had gehad. Ze was opgegroeid zonder de aanwezigheid van familie (ooms, tantes, neefjes, nichtjes, enzovoort), zonder verhalen over voorouders, zonder enige regionale verbondenheid, zonder kerkhoven met overleden verwanten, zonder foto's of brieven, en zelfs zonder de vertrouwdheid van een vaste woonplaats (want voortdurend werd er verhuisd). Bovendien was haar moeder overleden toen zij zelf net achttien was. Alles wat ik volkomen normaal vond ontbrak bij haar. Ze wist werkelijk niets van haar eigen familiegeschiedenis en de personen die daar wel iets over hadden kunnen vertellen, zoals haar vader, moeder en oma, hadden het belang ervan nooit onderkend. Jullie zijn eigenlijk een soort bootvluchtelingen, had ik wel eens schertsend tegen haar gezegd, en pas nu voelde ik hoeveel pijn en isolement er in mijn woorden verscholen had gelegen.*1 HD




De Torenstraat

Ik woon in het centrum van Groningen en soms loop ik door de Torenstraat, want die ligt op de kortste route van mijn huis naar de Vismarkt. De Torenstraat is niet meer dan honderd meter lang, toch is het best wel een heel bijzondere straat want in die straat is mijn grootmoeder Tecla Wessels in 1872 geboren en heeft ze tot haar achtste jaar gewoond. Ik weet ook waar ongeveer: in het midden aan de linkerkant, vanaf de Munnekeholm gezien. In 1937 werd die huizenrij gesloopt en uit dat jaar stamt bovenstaande foto. De Torenstraat ligt dichtbij de synagoge en daarom woonden er, in de tijd dat mijn oma daar opgroeide, veel joden in deze buurt; met de kinderen daarvan zal ze dus wel gespeeld hebben. Op haar geboorteplek staat nu sociale woningbouw, driehoog en opgetrokken in rode baksteen, maar toch moet ik vaak aan haar denken als ik daar loop. En dat is best wel vreemd want ik heb haar nooit gekend, ze overleed drie maanden voor mijn geboorte, in december 1952.


Tecla Wessels



Mijn grootmoeder Tecla is de persoon links. Ze had vuurrood haar en gaf dat door aan verscheidene kinderen en kleinkinderen. Naast haar staat haar jongere zus Rika en op het bankje zit hun moeder Margaretha van Marm. De foto dateert van rond 1900. Overgroot-moeder Margaretha, die 'Ete' genoemd werd, is gekleed in Groninger klederdracht. Zij werd geboren in 1839 en stierf in 1913. Haar echtgenoot Harmen Wessels, smid bij de spoorwegen van beroep, overleed in 1892, dus was ze op dat moment al jaren weduwe. Tante Rika heb ik in levenden lijve ontmoet, ze was toen reeds ver in de tachtig en nagenoeg blind, en werd verzorgd in het Maria Pension, een bejaardentehuis in de binnenstad van Groningen. Zij leefde van 1877 tot 1967 en woonde een groot deel van haar leven in de Piet Heinstraat. Toevallig ligt die op steenworp afstand van waar ik woon, het is daarom niet onwaarschijnlijk dat ze honderd jaar geleden wel eens bij mij door de straat liep, op weg naar de stad of het station.


Berend Drenth 


Mijn grootmoeder Tecla was getrouwd met Berend Drenth. Hij was afkomstig uit Hijkersmilde, een buurtschap dat aan de Drentsche Hoofdvaart ligt. Als je langs de Wittewijk richting Appelscha rijdt kom je langs de plek waar hij in 1869 (!) werd geboren, niet ver van de grens met Friesland. Al op jeugdige leeftijd vertrok Berend uit Drenthe en belandde, via Winterswijk en Oldenzaal waar hij het vak van koperslager uitoefende, in Kampen waar hij een baan bij H. Berk & Zoon - toen nog lang niet de grote emaillefabriek die het later zou worden - had gevonden.

In 1894 trad hij in het huwelijk met Maria Johanna (Marie) Meulenbroek. Zij stierf kort na de geboorte van hun tweede kind en niet lang daarna heeft hij mijn Groningse grootmoeder ontmoet (mogelijk op de meikermis in Groningen die als een soort noordelijke koppelmarkt fungeerde). Met haar trouwde hij in 1900 en samen kregen ze elf kinderen, waarvan er negen volwassen werden. Mijn grootmoeder Tecla ging in Kampen wonen en dat zal niet gemakkelijk voor haar zijn geweest want ze kwam uit een veel 'wereldser' stad en een zeer hechte en warme familie, terwijl de sfeer in Kampen nogal achterdochtig en bekrompen was. Officieel heet ik Bernardus Hubertus Josephus, dus ik ben naar hem vernoemd. Hij overleed in 1955. De foto hierboven stamt uit 1896, hij was toen 27.




 

 

 

 

De Kerkstraat

Ik heb die beide grootouders nooit gekend maar wel was het huis waarin ze gewoond hadden me zeer vertrouwd. In mijn jeugd woonde daar namelijk tante Lies (1903 - 1975), een zus van mijn vader. Ze was nooit getrouwd en had altijd voor mijn grootouders gezorgd. Na hun dood was het interieur van de woning min of meer hetzelfde gebleven. Zij was zestien jaar ouder dan mijn vader, die de jongste was, en in feite had zij hem grootgebracht. Ik kwam als kind vaak bij haar over de vloer want ze woonde in de Kerkstraat, vlakbij de lagere school en de rooms-katholieke kerk. Kampen mocht dan in de loop der tijd misschien wel een streng calvinistisch bolwerk geworden zijn maar bij ons in de familie waren ze nog gewoon ouderwets 'Rooms', iets wat ik tot op de dag van vandaag als een grote zegen heb beschouwd aangezien de levensvreugde in onze geleding nou eenmaal een stuk groter was dan bij de vele doemdenkers om ons heen.

Er werd bij mijn vader thuis dialect gesproken en ik heb hem wel eens gevraagd hoe dat dan precies ging. Sprak mijn grootmoeder Gronings (Stads), mijn grootvader Drents (Stellingwerfs) en de kinderen Sallands (Kampers)? Mijn vader kon zich het niet herinneren, volgens hem spraken ze 'gewoon hetzelfde'. Ik denk dat hij daarmee bedoelde dat ze allemaal een variant van het Nedersaksisch spraken en dat het daarom geen moeite kostte om elkaar te verstaan. Dat de verschillen hem nooit waren opgevallen zegt eigenlijk wel genoeg.*2


Tante Lies

 

De familie Drenth was wel katholiek maar ik denk dat het ze eigenlijk meer om het lidmaatschap dan om de religieuze overtuiging ging. Aan het katholieke verenigingsleven werd wel druk deelgenomen maar met de theologie bemoeide de generatie van mijn vader zich liever niet. Misschien kwam dat doordat mijn grootvader Berend pas katholiek was geworden toen hij z'n eerste vrouw ontmoet had, van huis uit was hij namelijk Nederlands Hervormd.*3 Mijn tante Lies ging alleen op hoogtijdagen naar de kerk. Het tochtte daar te veel, zei ze, en ook was de akoestiek er erg slecht, niemand die daar moeilijk over deed. Heel sterk aan Kampen gebonden waren de Drenthen ook niet, twee broers en een zus van mijn vader gingen in Amsterdam wonen en een andere broer vestigde zich in Den Haag.


©Huub Drenth

*1 Met 'bootvluchtelingen' bedoelde ik Vietnamese burgers (vaak van Chinese afkomst) die vanaf midden jaren zeventig in kleine bootjes aan het communistische regime probeerden te ontsnappen. Met achterlating van alles wat hen vertrouwd en dierbaar was. Als de ontsnapping slaagde kregen ze meestal asiel in westerse landen.  

*2 Nedersaksisch wordt gesproken in oostelijk Friesland (Stellingwerfs), Groningen, Drenthe, Overijssel en een groot deel van Gelderland, evenals in het noorden van Duitsland en het uiterste zuiden van Denemarken. In de late middeleeuwen was het de voertaal van de Hanze (met als hoofdstad Lübeck) en heeft zodoende ook op de ontwikkeling van de Scandinavische talen een belangrijke stempel gedrukt, waardoor deze talen voor Nederlands- en Duitstaligen nog steeds tamelijk gemakkelijk te leren zijn. Voor zowel het Deens, Zweeds en Noors geldt dat minstens 25 procent van de woordenschat van Nedersaksische oorsprong is. Het IJslands en Faeröers, die zich ontwikkeld hebben uit het Oudnoors, zijn in veel mindere mate aan deze invloeden blootgesteld geweest waardoor in deze talen veel van de authentieke 'Scandinavische' taalkenmerken tot op heden behouden zijn gebleven.

In 1998 werden in Nederland het Nedersaksisch, Limburgs en Fries als streektalen erkend. Sinds 2013 is Fries bovendien een van de twee officiële talen in de provincie Friesland. Het Nedersaksisch, dat in vijf provincies gesproken wordt, heeft deze status in Nederland en Duitsland niet, aangezien het geen gestandaardiseerde grammatica, uitspraak of schrijfwijze kent (hetzelfde geldt voor het Limburgs, dat ook in België en Duitsland gesproken wordt). Feitelijk bestaat het uit een grote groep, zeer nauw aan elkaar verwante, dialecten die ook wel West-Nederduits wordt genoemd. Varianten ervan worden ook nog steeds op bepaalde plekken in Polen en Rusland gesproken. Het totaal aantal actieve sprekers bedraagt momenteel nog ongeveer vijf miljoen personen (klik op de afbeeldingen).
*3 Mijn grootmoeder Tecla Wessels was rooms-katholiek, dus ik denk dat het de bewuste intentie van mijn grootvader is geweest om wederom met een katholieke vrouw te trouwen. Het feit dat hij, door zijn huwelijk en de banden met de familie van zijn eerste vrouw, bij de Kamper katholieke gemeenschap was gaan horen zal daarin zeker een rol hebben gespeeld. Want andere nauwe banden had hij daar, als 'nieuwkomer' in die nogal gereformeerde stad, waarschijnlijk niet.

Zie ook mijn post van 8 september 2019.