donderdag 7 mei 2020

May Khoen's voorouders ~ deel 6



Tussen twee werelden

 

Ik heb de afgelopen tijd veel nagedacht over hoe ik de persoon Oey Tjien To, May Khoen's overgrootvader van moeders kant, nader zou gaan belichten (zie ook mijn post van 11 maart jl.). En ik kwam er niet uit, eerlijk gezegd. Want enerzijds is hij iemand waar best veel informatie over te vinden is, terwijl hij anderzijds ook een persoon is waar je absoluut geen hoogte van krijgt. Hij verkeert van jongs af aan in de hoogste (koloniale) kringen, maar waarom dit zo is heb ik tot op heden niet kunnen ontdekken. Aan hem voorbijgaan is onmogelijk want in feite heeft hij de vaderrol voor May Khoen's moeder vervuld, nadat haar eigen vader (zijn zoon Willy Oey) zich van het leven had beroofd. Tegelijkertijd is het zo dat ook haar oma, zijn schoondochter, door wie May Khoen mede is opgevoed, meer dan dertig jaar deel van zijn huisgezin heeft uitgemaakt, dus ook op haar leven heeft hij een belangrijke stempel gedrukt. Eenzelfde invloed kan natuurlijk toegeschreven worden aan zijn echtgenote Liem Ko Nio.
Hieronder zet ik op een rij wat ik zoal over hem te weten gekomen ben. Om het overzichtelijk te houden beperk ik me in eerste instantie tot de periode 1885 - 1921, de tijd waarin hij opgroeide, trouwde, een gezin stichtte en nauwe banden met suikermagnaat Oei Tiong Ham onderhield. De periode erna (hij stierf in 1947) zal ik behandelen in een volgende post. Veel van de gevonden informatie is afkomstig uit kranten en tijdschriften. Al met al geeft het enigszins een beeld van het soort leven dat hij leidde en van de wereld waar hij deel van uitmaakte. HD


14 september 1885
Oey Tjien To/Oei Tjin To, wordt geboren. Plaats van geboorte: onbekend (zie ook mijn post van 13 juni 2020, inmiddels heb ik dan zijn geboorteplaats wel ontdekt).
15 augustus 1886
Liem Ko Nio wordt geboren. Ze wordt ook wel Lim/Liem Kotjie Nio genoemd. Plaats van geboorte: Batavia. Zij is de latere echtgenote van Oey Tjien To. 

11 mei 1901
Het nieuws van den dag voor Nederlandsch Indië meldt dat Oey Tjin To, op de Koning Willem III-School (KW III) te Batavia, is bevorderd van het tweede naar het derde leerjaar van de HBS. 
15 juli 1902
Het Bataviaasch Nieuwsblad kondigt aan dat de volgende dag de s.s. Van Diemen, een lijnboot van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM)*1, uit Batavia zal vertrekken met aan boord onder andere Oei Tjin To en echtgenote. Van de twaalf hutpassagiers zijn er acht Europeanen (waaronder ene mejuffrouw J. J. van Gogh). Het schip doet de Javaanse havens Semarang, Soerabaja en Soemenep aan en heeft als eindbestemming Bandjermasin op Borneo. Het vaartuig kan 56 hutpassagiers (eerste en tweede klas) en 500 dekpassagiers vervoeren (alleen de reizigers die eerste klas reisden - en dus behoorden tot de rijke bovenlaag - werden met hun naam in de koloniale kranten vermeld).

KPM-schip bij een aanlegsteiger aan de kust.

Over de afkomst van Oey Tjien To is (tot op heden) niets bekend. We kennen dus niet de namen van zijn ouders, grootouders, of van zijn eventuele broers of zusters. Ook weten we niet waar hij geboren is. Wel weten we dat hij in Batavia de (Nederlands-talige) HBS heeft bezocht en op de s.s. van Diemen eerste klas reisde (daarom werd zijn naam vermeld in de krant). We kunnen dus gerust concluderen dat hij uit een zeer welgesteld en ontwikkeld peranakan-milieu afkomstig was. Ook blijkt dat hij in juli 1902 inmiddels getrouwd is, hij is dan ruim 16 jaar. Zijn bruid Liem Ko Nio/Lim Kotjie Nio is op dat moment nog net geen 16 jaar. Dergelijke jeugdige leeftijden waren beslist niet abnormaal binnen de peranakan-cultuur, het ging immers om gearrangeerde huwelijken. Het is aannemelijk dat hij in 1902 de 3-jarige HBS afgerond heeft, hetgeen recht gaf op een getuigschrift. Of hij daarna ook de resterende twee jaar heeft volgemaakt is niet bekend (een jaar later wordt zijn eerste kind geboren maar dat hoefde niet per se een beletsel te zijn). Op de hutpassagierslijst staat ook de naam 'Oei Tian Lam' vermeld, mogelijk is dat zijn vader of een ander familielid, want het stel was natuurlijk nog wel erg jong. Waarschijnlijk reisden ze naar een plaats aan de Javaanse noordkust maar ook dat is vanzelfsprekend allesbehalve zeker. HD

4 juli 1903
Willy (m), het eerste kind van Oey Tjien To en Liem Ko Nio wordt geboren. Zie ook mijn post over Willy Oey.
30 november 1904
Corry (v), het tweede kind van Oey Tjien To en Liem Ko Nio wordt geboren. 
1 januari 1905
In de Regeeringsalmanak voor Nederlandsch-Indië staat Oei Tjin Too als administrateur van de rijstlanden Gebang Anom I, II en III in het district Soebah vermeld. Ondernemer is de N.V. Cultuur en handelmaatschappij Kim Siang. 
16 maart 1906
Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië meldt dat Oei Tjin To 'landhuurder' (van het gouvernement) is geworden in de residentie Pekalongan op Midden-Java. 


Oude schoolplaat.

15 augustus 1906 
Oeij Tjien To gaat, wederom volgens Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, in Batavia aan boord van de s.s. Pahud die, met tussenstops in havens langs de Javaanse kust, richting de Molukken vaart. 
24 augustus 1906
Het Bataviaasch Nieuwsblad meldt dat in Batavia, met het stoomschip van Swoll, zijn aangekomen Oei Tjien To met echtgenote. 
1909
De heer Oey Tjien To publiceert, op aanbeveling van G.L. Gonggrijp, resident van Rembang, een artikel in het Tijdschrift voor het Binnenlands Bestuur (deel 38) met als titel 'Nota over eenige bijzonderheden van den Rijstbouw' (hij is de eerste Chinees die een artikel in dit tijdschrift publiceert).

2 november 1909
De Locomotief meldt dat Oei Tjin Too, wonende te (district) Soebah, (regentschap) Batang (in de residentie Pekalongan), als lid is toegetreden tot de Semarangsche Auto-Club. (Een zeer blank, elitair en kapitaalkrachtig genootschap. Leden moesten in het bezit zijn van een automobiel of een motorfiets. HD). 
9 januari 1910
Dagblad De Telegraaf (NL) meldt dat op het land Karang Serang Laoet, liggende in de afdeling Tangerang van de residentie Batavia, een malaria-epidemie is uitgebroken. Karang Serang is ruim 3000 hectare groot en er wonen bijna 9000 zielen. Huurder van het land is Oey Tjin To. 


Stoomtram-station Djomblang van de S.J.S., Semarang 1915.

23 juni 1910
In De Locomotief wordt medegedeeld dat de heer Carpentier Alting, handelende voor 'de Chinees Oey Tjien To', bij de Gewestelijke Raad van Rembang een request heeft ingediend voor de aanleg van een tramlijn van de kust over Lassem, Pamotan, Djatirogo naar Toeban, met een zijtak van Toeban naar Babat, benevens de aanleg van een afvoerplaats op de kust.

24 juni 1910
De Locomotief publiceert een schrijven van de resident van Rembang, G.L. Gonggrijp, aan de Gouverneur Generaal te Batavia, betreffende het door hem voorgestelde plan voor een tramnet ten oosten van Rembang (zie hierboven). Drie gegadigden hebben zich aangemeld voor de uitvoering, waaronder de heer Oeij Tjien To, 'oud-leerling van het Gymnasium Willem III te Batavia'. Aangezien het sinds 1900 bij wet verboden is om een spoor- of tramconcessie te verlenen aan Chinezen heeft notaris Carpentier Alting uit Batavia voor Oeij Tjien To getekend. Ook meldt resident Gonggrijp dat Oeij Tjien To inmiddels om 'gelijkstelling met Europeanen' heeft verzocht.
18 augustus 1910
In het Staatsblad van Nederlandsch-Indië wordt het besluit gepubliceerd van de 'Gelijkstelling' *2 van Tjien To Oey en Ko Nio Liem, evenals die van hun twee kinderen. Als woonplaats wordt in het besluit Semarang genoemd.


Gelijkstellingen, Staatsblad van N.I. (fragment), 18 augustus 1910.

Mogelijk was Oey Tjien To al eerder van plan om zich deze rechtspositie/(juridische) status te verwerven en heeft hij daarom zijn beide kinderen, tegen alle Chinese tradities in, bij de geboorte enkel een 'Europese' persoonsnaam gegeven. De Nederlandsch-Indische samenleving was een op raciale (en racistische) scheidslijnen gebaseerd geheel waarin hij steevast als 'de Chinees Oey Tjien To' werd gestereotypeerd. Zo omstreeks 1920 was daar een kentering in gekomen en werd er in kranten en tijdschriften meestal aan hem gerefereerd als 'de heer Oey' of 'T.T. Oey'. HD

20 juni 1911
De Indische Mercuur deelt mee dat Oey Tjien To een maand eerder een aanvraag ingediend heeft voor een vergunning voor mijnbouwkundige opsporingen op een terrein in het district Sedan, afdeling Rembang (mogelijk was hij op zoek naar kalium, voor de productie van kunstmest, HD). 
31 juli 1912
Het Bataviaasch Nieuwsblad meldt dat bij gouvernementsbesluit d.d. 17 juli 1912 de concessies voor de spoor- en tramwegen in de residentie Rembang (zie boven) zijn toegewezen aan de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij (N.I.S.) en aan de Semarang-Joana Stoomtrammaatschappij (S.J.S.). Ook meldt de krant dat het voorstel ingediend door G.H. Carpentier Alting (namens Oey Tjien To) is afgewezen.
13 maart 1913
In het Bataviaasch Handelsblad maakt columnist 'Opheffer' (pseudoniem voor G.L. Gonggrijp, resident te Rembang) gewag van een gesprek dat hij had op het rijstland Krengseng met 'de Chinees Oei Tjin To' over de zaadveredeling van rijst. 
1914/1915
In De lijst van 1914, deel I, inzake particuliere ondernemingen op door het gouvernement verhuurde gronden voor landbouwdoeleinden, wordt Oey Tjien To opgevoerd als ondernemer (eigenaar) en C. Pechler als administrateur van de Mij. Stoomrijstpellerij Krengseng in de residentie Pekalongan, regentschap Batang. (C. Pechler wordt eveneens vermeld als administrateur van de rijstlanden Gebang Anom, door het gouvernement verpacht aan de onderneming N.V. Cultuur en Handelmaatschappij Kim Siang, zie ook 1 januari 1905).



Oey Tjien To was eigenaar van de Stoomrijstpellerij Krengseng. De landerijen die hij van het gouvernement pachtte voor de paditeelt vielen onder de desa Gebang Anom in het district Soebah (tegenwoordig Rowosari), niet ver van de kust. De onderneming heeft altijd een rode draad gevormd in zijn volwassen leven. In een volgende post zal ik hier nader op ingaan. HD

1 januari 1918
Het Staatsblad van Nederlandsch-Indië meldt dat Verpondingsnummer 1145 toebehoort aan Tjien To Oey, deels wonende te Semarang. Het gaat om 154 percelen in Krapiak te Semarang waarover (winst)belasting moet worden betaald.
22 november 1918
Dagblad De Locomotief bericht dat er ernst gemaakt gaat worden met de terugbrenging (onteigening) van een 19-tal percelen behorende tot acht particuliere landen*3 in de gemeente Semarang. In het bericht wordt ook het particuliere land Krapiak genoemd, dat eigendom is van Tjien To Oei te Semarang.
8 maart 1919
De Locomotief meldt dat
de heer Tjien To Oey, te Semarang, bij de Gewestelijke Raad te Pekalongan vergunning heeft aangevraagd tot het aanleggen van een weg nabij zijn erfpachtperceel Gebang Anom te Batang.
1 januari 1920
Het Indisch tijdschrift van het recht doet verslag van twee rechtzaken tussen Oey Tjien To en de gemeente Semarang, inzake een kwestie die zich in april 1919 heeft afgespeeld rond de rivier Kali Garang op het particulier land Simongan. Hij wint het ene geding maar verliest het andere . Als zijn woonadres wordt Randoesari vermeld (een chique straat/wijk in Semarang, HD). Zie mijn post van 11 maart 2020.
  

Woning in Randoesari, ± 1910.

10 februari 1920
Dagblad De Locomotief laat weten hoe ver het staat met de plannen van het leger om een vliegveld aan te leggen in het deel van Semarang dat Krapijak heet. Het terrein is eigendom van T.T. Oey (zie het bericht van 1 januari 1918), het ligt aan de Grote Postweg en beslaat ongeveer 1000 x 500 meter. Het leger wil het van hem overnemen.
21 augustus 1920
Het Staatsblad van Nederlandsch-Indië meldt de ordonnantie betreffende de gedeelten van het particuliere land Krapiak in Semarang die tot het landsdomein zullen worden teruggebracht (onteigend).
27 juni 1921
De Locomotief meldt dat het leger een vliegterrein aan het inrichten is op 'het land Simongan' in Semarang. De afmetingen zijn 600 x 200 meter. Het legerbestuur heeft het terrein gehuurd van de eigenaar van Simongan, de heer T.T. Oey (deze hele berichtgeving is onjuist, het leger heeft een deel van het terrein gehuurd van het begrafenisfonds Kian Gwan, eigenaar van het land Simongan, en een ander deel van Oey Tjien To).


  Vliegveld Simongan in 1928, een Fokker F-VII stijgt op.

Het geplande vliegveld kwam er in juni 1921 inderdaad, het werd echter niet op het terrein vlakbij de Grote Postweg aangelegd - dit was een foute melding van de krant - maar een paar kilometer zuidelijker (zie kaartje onder).*4 In december 1924 werd de start- en landingsbaan verlengd, zodat het voortaan ook geschikt zou zijn voor de burgerluchtvaart. Het vliegveld Simongan, waarvan de totstandkoming dus onder andere aan Oey Tjien To te danken was, zou tot 1940 dienst blijven doen. Toen werd het verplaatst naar de kust, waar het minder heuvelachtig was, en kreeg het ook een andere naam: Kalibanteng. HD

Zie voor het tweede deel betreffende het leven van Oey Tjien To mijn post van 4 augustus 2020: https://maykhoentan.blogspot.com/2020/08/may-khoens-voorouders-deel-8.html
Zie voor zijn afkomst: https://maykhoentan.blogspot.com/2020/06/may-khoens-voorouders-deel-7_13.html

©Huub Drenth


*1 De Koninklijke Pak(k)etvaart Maatschappij (1891 - 1966) was een Nederlandse rederij met een operationeel hoofdkantoor in Batavia. In hoofdzaak richtten de activiteiten van de KPM zich op het onderhouden van scheepvaartverbindingen tussen de eilanden in Nederlands-Indië en op het vervoer tussen de kolonie en andere belangrijke bestemmingen. De KPM beschikte daartoe over een grote moderne vloot.

*2 Gelijkstelling De rechtspositie van de verschillende bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië werd vastgesteld in het Regerings-reglement (RR). In art. 109 RR werd de bevolking van Nederlands-Indië verdeeld in twee hoofdgroepen, de Europeanen en de Inlanders. Hetgeen er op neer kwam dat Europeanen blank en christen waren, en Inlanders niet. Het was mogelijk voor Inlanders, en de met hen gelijkgestelden zoals "Arabieren, Moren (Indiërs) en Chinezen", om hun rechtspositie te verbeteren door over te gaan naar de rechtspositie van de ‘met Europeanen gelijkgestelden’. Een dergelijke wijziging van rechtspositie werd ‘gelijkstelling’ genoemd en verleend door de Gouverneur-Generaal, waarna publicatie in het Indisch Staatsblad volgde. 

Zie voor verdere uitleg over dit staatkundig-juridische onderwerp, met name over de specifieke situatie van Chinezen in Nederlandsch-Indië: http://www.tongtong.nl/indische-school/contentdownloads/tjiook.pdf

*3 Particuliere landen zijn grote stukken grond die in het verleden op Java door het gouvernement aan particulieren zijn verkocht (Krapiak in 1811 voor 11621 rijksdaalders zilvergeld). Op die landgoederen bevonden zich vaak ook kampongs waarvan de bewoners tot herendiensten gedwongen konden worden. De eigenaar mocht zich 'landheer' noemen. In het begin van de twintigste eeuw staan dit soort grondstukken de uitbreiding van stedelijke agglomeraties, evenals de modernisering van de infrastructuur, in de weg en derhalve wordt tot onteigening (van delen ervan) overgegaan. Zie voor gedetailleerde informatie over de situatie in Semarang: http://colonialarchitecture.eu/islandora/object/uuid%3A723905da-8350-41df-bfe0-9ee270cc6229/datastream/PDF/view

*4 Volgens gegevens uit 1932, toen het vliegveld inmiddels een veel groter oppervlak besloeg, lag 7 hectare op het land Simongan, toebehorend aan het begrafenisfonds Kian Gwan (in feite het Oei Tiong Ham Concern, zie mijn post van 11 maart jl), en 17 hectare op het land Krapiak, waarvan Oey Tjien To de eigenaar was.


Dit was deel 6 van May Khoen's voorouders.

Zie voor deel 5: https://maykhoentan.blogspot.com/2020/03/may-khoens-voorouders-deel-5_11.html

Zie voor deel 7: https://maykhoentan.blogspot.com/2020/06/may-khoens-voorouders-deel-7_13.html