woensdag 22 juni 2022

Elyseïsche velden




In de weilanden bij Juliánov
lagen we vaak nog als de avond viel,
wanneer de stad al in de schemering verzonk
en in de dode arm van de Sitava
het geweeklaag van de kikkers klonk.

Eens kwam er een jonge zigeunerin bij ons zitten.
Met haar bloes half open
las ze ons de hand.
Tegen Halas zei ze:
jij haalt de vijftig niet.
Daarna tegen Artus Cernik:
jij overleeft haar maar heel kort.
Ik wilde mijn toekomst niet weten,
ik was bang.

Met geweld pakte ze mijn hand
en riep toen kwaad:
jou wacht een lang leven, vriend!
Het klonk als een bedreiging.

 
 Jaroslav Seifert
fragment uit De pestzuil

 

Vandaag

precies zes jaar geleden overleed May Khoen. 's Ochtends leefde ze nog en 's avonds was ze dood. Tijd en plaats zijn onbekend, zei mijn vader altijd als hij het over zijn naderende einde had, maar in Khoen's geval ging dit niet op. Zij kende exact het tijdstip en de locatie, die had ze immers zelf bepaald. Het klinkt misschien vreemd maar sindsdien ben ik niet zo bang meer voor de dood. Veel minder dan eerst, in elk geval. Waarschijnlijk omdat ik ervaren heb dat de dood ook verlossing kan brengen en dus niet per se een vijand is.

Onlangs ontdekte ik het werk van de Tsjechische dichter en Nobelprijswinnaar Jaroslav Seifert (1901-1986). Een buurman maakte me op hem attent. Nostalgie, erotiek, geweld en dood vormen belangrijke thema's in Seiferts werk, evenals waarheidsliefde. Een van zijn bekendste publicaties heet De Pestzuil, een omvangrijke verzameling gedichten die tot stand kwam in de jaren na de Praagse Lente van 1968 en voor het eerst, illegaal, uitgegeven werd in 1973.


Pas met het klimmen der jaren leerde ik
houden van de stilte.
Soms is ze spannender dan muziek.
In de stilte zie je opgewonden tekens
en op de kruiswegen van je geheugen
vang je namen op,
die de tijd probeerde te wurgen.

's Avonds luister ik in de kruinen van bomen
vaak naar de harten van vogels.
En ooit hoorde ik op het kerkhof
een doodskist barsten.


fragment uit De pestzuil



Reeën

In de video is het einde van Andrej Tarkovski's film De Spiegel te zien. De scenes spelen zich af op dezelfde plek als waar de film begon (zie mijn post van 28 januari jl.), alleen geeft het element 'tijd' er nu een totaal andere dimensie aan. Hetzelfde geldt voor de identiteit van de hoofdpersonen, dus de moeder, de twee kinderen en de vader. Niets is nog duidelijk, zelfs niet wie, of wat, iedereen precies is. En dat is best wel intrigerend want uit eigen ervaring weet ik inmiddels dat het in elkaar vervloeien van allerlei herinneringen, evenals het snel vervagen van het gevoel van identiteit, exact datgene is wat iemand overkomt die in een diepgaand rouwproces verwikkeld is.

Ooit verbleef ik met Khoen een paar dagen in een klein hutje aan de rand van een donker Zweeds naaldbos (klik op de afbeelding). Zij had dat onderkomen uitgekozen, via internet. Het was ver van de bewoonde wereld en er ontbrak elke vorm van comfort. Zo wilde ze het graag op dat moment en ze was dan ook razend enthousiast. Ons uitzicht leek heel sterk op het landschap in de allerlaatste beelden van de film: een soort weide met in de verte wederom de contouren van een bos. In de ochtend- en avondschemering kon je er reeën zien grazen. Heel vredig, in alle rust en stilte.

Ik stel me zo voor dat ze daar nu is...


©Huub Drenth