vrijdag 16 augustus 2019

De ene foto is de andere niet




 

De Japanse excessen


Over de wreedheden bedreven door het Japanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog is veel geschreven, onder meer over wat er zoal in de Japanse krijgsgevangenkampen gebeurde, waar om het minste of geringste hoofden werden afgehakt.*1 Of over het lot van de vele duizenden troostmeisjes die overal in de veroverde gebieden in bordelen werden opgesloten. Vrijwel zonder uitzondering ging de Japanse bezetting gepaard met moord, marteling, verkrachting en uithongering van de plaatselijke bevolking. Vanzelfsprekend is er ook veel geschreven over de achterliggende redenen van dat gedrag, nota bene door een volk dat zich in andere situaties uitleefde in het maken van diepe buigingen en het eindeloos uitwisselen van beleefdheden. Jegens de onderdanen van overwonnen naties golden al die ingewikkelde gedragsregels niet - in feite zelfs geen enkele regel - daar kwam het simpelweg op neer.

Ook al voor die bewuste periode deden dit soort uitwassen, bedreven door het Japanse leger, zich regelmatig voor. Het bekendst zijn de excessen tijdens de Tweede Chinees-Japanse Oorlog, en dan met name wat later bekend is komen te staan als 'Het bloedbad van Nanjing'.*2 Daarbij werden, vanaf midden december 1937 tot begin februari 1938, zo'n 300.000 burgers van de Chinese stad Nanjing (ook: Nanking) door soldaten van het Japanse Keizerlijke Leger op vaak gruwelijke wijze vermoord, onder wie veel vrouwen en kinderen.

 

The Rape of Nanking


Dit gebeuren wordt door historici ook wel 'The Rape of Nanking' genoemd. Tienduizenden vrouwen en meisjes werden eerst in het openbaar verkracht en daarna met bajonetten, bamboestokken en zwaarden om het leven gebracht. Ook een groot aantal Chinese krijgsgevangenen werd op die wijze afgemaakt. Tot dan toe was in de wereldgeschiedenis een dergelijke schaal van verkrachting, moord, plundering en brandstichting, door een 'georganiseerd' leger, nog niet eerder vertoond.

In Singapore werden, meteen na de Britse overgave in februari 1942, minstens 25.000 Chinese mannen vermoord, in wat bekend is komen te staan als 'Sook Ching'. Ook in Maleisië gebeurde dat, daar werden zo'n 45.000 Chinese mannen om het leven gebracht. In Indonesië nam de Chinese bevolkingsgroep, mede daardoor, een zeer behoedzame en coöperatieve houding aan ten opzichte van de nieuwe machthebbers. Dit zegt Piet Hagen erover in zijn boek Koloniale oorlogen in Indonesië: Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing
:

"Gezien de gewelddadige confrontatie tussen Japan en China in 1937 zou men veel tegenstand kunnen verwachten van Chinezen, maar afgezien van kongsi's op West-Kalimantan hield de Chinese minderheid zich tijdens de bezetting vrij rustig. In het begin werden wel veel Chinezen gearresteerd maar naarmate de oorlog langer duurde veranderde de Japanse houding. Ook Chinezen zelf zochten toenadering. In juli 1942 boden rijke Chinezen een geldbedrag aan voor de verdediging van het land, zogenaamd namens 200.000 Chinezen. Het was een goed geregisseerde actie om te laten zien dat zij belang hadden bij een betere verstandhouding. In deze strategie past ook de oprichting van Chinese verenigingen onder Japanse regie. Chinezen die niet loyaal waren, werden geïnterneerd." *3

 



Het raadselachtige uniform

Door de Japanse bezetter werd in Indonesië al snel een aantal militaire en paramilitaire organisaties opgericht die hun leden rekruteerden uit de inheemse bevolking. Patriottisme en nationalisme stonden hoog in het vaandel bij al deze groeperingen, net zoals haat tegen alles wat westers en blank was. Een van deze groeperingen was Seinendan, een paramilitaire organisatie voor Indonesisiche jongeren tussen 14 en 22 jaar, die een soort kruising was tussen de padvinderij en de Hitlerjugend. Medio 1944 richtte Soekarno een eigen jeugdkorps op: Barisan Pelopor. De leden mochten niet met echte wapens oefenen maar waren uitgerust met bamboestokken voorzien van een scherpe punt.
Na de Japanse capitulatie zouden ze een zeer belangrijke rol gaan spelen in de gewapende onafhankelijkheidsstrijd (als de zogeheten Pemuda's).

In oktober 1944 stond de bezetter ook de Chinese minderheid toe om een dergelijke paramilitaire jeugdorganisatie op te richten, dit nadat de geallieerden een maand eerder luchtaanvallen op Batavia/Jakarta uitgevoerd hadden. Dr. L. de Jong zegt hierover in zijn standaardwerk over WO II (deel 11b, pag. 937): "hoe sterk dit hulpkorps werd, weten wij niet, maar wij nemen aan dat de meeste Chinezen die toetraden, zulks niet deden met de bedoeling om tegen de Geallieerden te vechten maar om in de bewogen periode die op hun landing zou volgen, levens en eigendommen van Chinezen te bescher­men." *
4

 



Op deze pasfoto staat Tan Swie Tong, de vader van May Khoen, afgebeeld. Ik vond die foto in haar fotoarchief en het heeft veel onderzoek gevergd voordat ik hem een beetje plaatsen kon, dit natuurlijk vanwege het uitgesproken 'Japanse' uniform dat haar vader draagt. De etnische Chinezen in het toenmalige Nederlands-Indië waren immers in het algemeen, en wel om zeer begrijpelijke redenen, niet bepaald blij met de Japanse bezettingsmacht en wilden er ook liever niet publiekelijk mee geassocieerd worden. Daarom valt niet helemaal uit te sluiten dat dit het uniform is van het Chinees-Japanse hulpkorps, Keibotai genaamd, waar Dr. L. de Jong aan refereert. Als dat zo is was hij op dat moment 18 jaar, aangezien zijn geboortedatum 10 november 1926 is en het korps pas in oktober 1944 was opgericht.

En dan is dit natuurlijk het uitgaanstenue want het ziet er allemaal heel smetteloos en keurig uit. Te keurig eigenlijk, zeker voor gevechtskleding. Zelfs leden van de padvinderij zagen er stoerder uit. Het ligt daarom meer voor de hand dat het hier het uniform betreft van een andere, eveneens aan Japan gelieerde, organisatie (zie eerdergenoemd citaat uit het boek van van Piet Hagen), in dat geval zou hij op de foto ook 16 of 17 kunnen zijn. Hetgeen in feite een stuk aannemelijker is, gezien zijn nog zeer jonge uitstraling. Een schooluniform is natuurlijk ook mogelijk, al heb ik daarvan tot op heden geen andere voorbeelden gezien.*5 Hoe het ook zij, het lijkt me uitgesloten dat hij dit uniform ook nog gedragen heeft na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, en het door Soekarno uitroepen van de onafhankelijkheid twee dagen erna, want dat zou hij waarschijnlijk niet overleefd hebben.

(Zie ook mijn post van 30 november 2019: De slag om Semarang.)


©Huub Drenth      

  
*1 Zie: https://historianet.nl/oorlog/tweede-wereldoorlog/de-ergste-japanse-oorlogsmisdaden

*2 Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bloedbad_van_Nanking
     en:  http://mediawiki.arts.kuleuven.be/geschiedenisjapan/index.php/Verkrachting_van_Nanking

*3 Piet Hagen, Koloniale oorlogen in Indonesië: Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing;
De Arbeiderspers, Amsterdam 2018

*4 Zie: Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 11a, 11b en 11c.
https://www.niod.nl/nl/download

*5 Een schooluniform is hoogst onwaarschijnlijk. Volgens Dr. Patricia Tjiook-Liem was er tijdens de Japanse bezetting geen sprake meer van regulier middelbaar onderwijs in Indië/Indonesië. Dit schrijft ze erover in haar standaardwerk Chinezen uit Indonesië (Walburg Pers, Zutphen 2022, pag. 109): "Er was na de Lagere School geen school voor voortgezet onderwijs. Voor scholieren die voor de Japanse bezetting in het vervolgonderwijs zaten betekende de machtsovername het einde van hun schoolperiode."