zaterdag 30 november 2019

De slag om Semarang




Bersiap

Op 15 augustus 1945 capituleert Japan en komt er een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Dit betekent echter niet dat er op dat moment ook een einde aan de vijandelijkheden in de Indische archipel komt.

Nadat Japan op 15 augustus 1945 gecapituleerd had riepen Soekarno en Hatta op 17 augustus de Republik Indonesia uit. Maar de nieuwe republiek wordt niet door Nederland erkend. De koloniale autoriteiten proberen hun macht te herstellen, maar de komst van geallieerden en Nederlanders laat op zich wachten. Indonesische strijdgroepen die voortkomen uit jeugdbewegingen (pemuda’s) proberen er, desnoods met geweld, voor te zorgen dat Indonesiërs de bestuurlijke en militaire leiding van de Japanners kunnen overnemen. De bloedige Bersiap-periode (Bersiap = ‘wees paraat’ in het Indonesisch) duurt tot het voorjaar van 1946. Het mondde uit in een uiterst gewelddadige revolutionaire explosie, een poging tot een vernietigende afrekening met alles wat zweemde naar enige vorm van buitenlands gezag, of dat nu Japans, Brits of Nederlands was. Het was volstrekt duidelijk: het koloniale tijdperk behoorde, wat de Indonesiërs betrof, definitief tot het verleden.

 

Semarang 3 oktober 1945.
Semarang

Semarang vormde in de laatste maanden van 1945 een brandpunt van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Die strijd richtte zich in eerste instantie vooral tegen de Japanners en later ook tegen de Britten.

Op woensdag 15 augustus werd ook in Semarang het nieuws bekend dat Japan de wapens had neergelegd. Enkele dagen later – op vrijdag 17 augustus – werd in Batavia (nu: Jakarta) de onafhankelijke Republik Indonesia uitgeroepen. De voorbereidingen voor de onafhankelijkheid waren al tijdens de Japanse bezetting in gang gezet. Japan had de Indonesische bevolking namelijk beloofd dat ze in de toekomst onafhankelijk zouden worden.

In Semarang was vooral de strijdlust onder de jonge Indonesiërs groot. Een klein deel van het Japanse leger bleef daarom in Semarang om voor de veiligheid van de Nederlanders in de kampen te zorgen. Die moesten daar voorlopig blijven. Alleen de Indische Nederlanders mochten naar huis. Iedereen verwachtte dat de Nederlandse regering weer de baas zou worden op Java. De Indonesische bevolking liet echter merken dat zij daar tegen was. Zo werd bijvoorbeeld het hijsen van de Nederlandse vlag ter gelegenheid van Koninginnedag (31 augustus) in Semarang verboden. In de stad werden anti-Nederlandse pamfletten verspreid. Tijdens massabijeenkomsten van vele duizenden jonge Indonesiërs werd gedemonstreerd tegen de Nederlanders, zowel in als buiten de kampen. De Japanse militaire politie probeerde de menigte rustig te houden. Maar de strijdlustige jonge rebellen (pemuda’s) kregen steeds meer invloed. Bij een overval op een Japanse vrachtauto maakten zij een grote hoeveelheid wapens en munitie buit. Daarmee wilden ze vechten tegen de Japanners, de Britten en de Nederlanders.



Vijf dagen strijd

De toestand in Semarang werd steeds onveiliger voor met name de Nederlanders die buiten de kampen woonden. De Japanners probeerden met geweld de Indonesische strijdgroepen te verdrijven uit de wijken waar Nederlanders woonden en waar interneringskampen met Nederlanders waren. De rebellen op hun beurt hielden voedseltransporten tegen, bestemd voor de Nederlanders in de kampen en die daarbuiten woonden. Het gerucht ging dat alle buiten de kampen verblijvende Nederlandse mannen en jongens gearresteerd zouden worden.

Op zondag 14 oktober begonnen de pemuda’s een gewapende actie om de wapens van de Japanners in handen te krijgen. Die gevechten duurden tot en met vrijdag 19 oktober. Deze ’Slag om Semarang’ wordt ook wel de ’Vijfdaagse Strijd’ genoemd. Ongeveer 1200 buiten de kampen verblijvende Europeanen werden door Indonesische politieagenten en pemuda’s gevangen genomen. Zij werden later heelhuids weer vrijgelaten. Maar ongeveer 100 Japanse gevangenen bleken door de pemuda’s op gruwelijke wijze te zijn vermoord. Het Japanse leger nam wraak door veel Indonesiërs te executeren. Enkele dagen later werden achter een kantoorgebouw nog eens 75 vermoorde Japanners aangetroffen. Ze waren met benzine overgoten en in brand gestoken. Op 19 oktober ten slotte hadden de Japanners de stad weer in handen. De strijd had aan ongeveer 150 Japanse soldaten en ongeveer 300 Indonesiërs het leven gekost. Op diezelfde vrijdag 19 oktober gingen ’s morgens vroeg de eerste Britse troepen in Semarang aan land. Het waren ongeveer 800 Gurkah’s (Brits-Indische militairen). Zij moesten de orde en rust in Semarang herstellen en de interneringskampen bewaken.

Bronnen:
mr. Han Bing Siong: Geschiedenis van de Vijfdaagse Strijd in Semarang 14-19 oktober 1945, 1995
drs. J.G.L. Palte/drs. G.J. Tempelman: Indonesië, 1978, Semarang.nl, Wikipedia en Tweede wereldoorlog.

Tekst: https://www.s-i-d.nl/bersiap/


 

MSN Nieuws, 17 februari 2022:

Bij 'Bersiap' zijn volgens onderzoekers zesduizend doden gevallen

Bij het geweld tegen Nederlanders, Ambonezen en anderen gepleegd door Indonesische nationalisten tijdens de zogeheten 'Bersiap' in 1945 en 1946, zijn zesduizend mensen omgekomen. Dat blijkt uit een onderzoek naar de gewelddadigheden in Indonesië dat deze donderdag wordt gepresenteerd.

Na de Japanse capitulatie op 17 augustus 1945 kwam het tot gewelddadigheden van Indonesische nationalisten tegen Nederlanders en Indische Nederlanders die waren bevrijd uit de Japanse interneringskampen. Deze periode, die duurde tot de komst van Nederlandse troepen in maart 1946, wordt in Nederland de 'Bersiap' genoemd.

Het getal zesduizend is veel lager dan recente schattingen die uitkwamen op twintig- tot dertigduizend doden, maar die nu worden tegengesproken. Hierbij was volgens de onderzoekers sprake van "weinig onderbouwde" aannames.

"Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het aantal doden veel hoger is geweest," lichtte een van de betrokken onderzoekers toe tijdens de presentatie van het rapport.

Term 'Bersiap' is omstreden

De onderzoekers baseren hun cijfers niet alleen op gegevens van de Oorlogsgravendienst, maar ook op rapporten van de Opsporingsdienst Overledenen en andere gegevens uit Nederlandse archieven en kranten.

In 1947 werd een eerste schatting gemaakt van 3.500 doden, maar dat ging toen alleen om Nederlanders en Indo-Europeanen. In het huidige onderzoek worden ook 226 Molukkers, 48 Chinezen, 93 Menadonezen, 15 Timorezen en 168 Indonesiërs meegerekend.

In 1949 werden naast de doden ook tweeduizend vermisten meegeteld. De onderzoekers gaan ervan uit dat al die vermisten zijn omgekomen. Daarnaast worden 125 omgekomen personen meegeteld die opduiken in de archieven, maar daarin geen overlijdensdatum hebben.

De term 'bersiap' is omstreden. Het betekent letterlijk: sta paraat. Gastcurator Bonnie Triyana, betrokken bij de tentoonstelling Revolusi! die op dit moment in het Rijksmuseum is te zien, zei tegen NRC dat het woord "niet geheel vrij is van rassenhaat", omdat "bij het begrip 'bersiap' altijd primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs als daders van de gewelddadigheden worden opgevoerd".




maandag 25 november 2019

Louis Oey en Lena Liem




Wie is precies wie

Dit is een zeer interessante foto. En wel omdat er drie generaties van May Khoen's 'Semarangse' familie op te zien zijn. Het betreft hier de verloving van (Helena) Liem Lena Nio en (Louis) Oey Oen Liong, de broer van May Khoen's moeder Betty Oey. Het jonge stel zit in het midden, geflankeerd door hun moeders (r) en grootmoeders (l) die, saillant detail, bijna allemaal weduwe zijn.

De foto is waarschijnlijk genomen op zaterdag 14 of zondag 15 augustus 1948, dus in de woelige tijd van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, een strijd die zich voor een groot deel op Java afspeelde. Louis en Lena zijn op 14 augustus 1949 getrouwd, in de St. Jozefkerk te Semarang. Hun eerste kind, Tiong To (Franky), werd geboren op 30 mei 1950. Later kregen ze ook nog vijf dochters. Ze zouden altijd in Semarang blijven wonen.

De vrouw naast Lena is haar moeder Tan Nomer Nio. De oudere dame helemaal links is waarschijnlijk de moeder van Lena's moeder, ze lijken namelijk erg veel op elkaar. Meteen daarnaast zit Louis' grootmoeder van vaders kant. Zij heet Liem Ko(tjie) Nio en is de weduwe van zijn grootvader Oey Tjien To die in december 1947 overleden is, dus nog niet zo lang daarvoor. Naast haar, met bril, zit Lie Hiang Nio, Louis' grootmoeder van moeders kant. Zij is in 1878 in Djokjakarta geboren en sinds 1922 de weduwe van grootvader Ko Djie Soei. Ze was zijn derde vrouw en bijna twintig jaar jonger dan haar echtgenoot.

Lie Hiang Nio, of janda/weduwe Ko Djie Soei, is de moeder van Louis' moeder, (Nel) Ko Kiong Nio, die helemaal rechts zit, dus naast de moeder van Lena. Nel is de weduwe van Willy Oey, de vader van Louis en Betty die in 1928 zelfmoord pleegde, en dus de oma van May Khoen. In mei 1952 vertrok ze naar Nederland en maakte vervolgens bijna twintig jaar deel uit van het gezin van haar dochter Betty en haar schoonzoon Tan Swie Tong. In juli 1971, minder dan een jaar na de dood van haar dochter, betrok ze een flatje in Buitenveldert, op instigatie van haar schoonzoon. In januari 1999
overleed ze in verzorgingshuis Brentano te Amstelveen, ze was toen bijna 94. Voor emak/mááh/oma Oey Tjien To (Liem Ko Nio) namen Louis en Lena de zorg op zich. Zij stierf in 1974 op 87-jarige leeftijd bij hen thuis in Semarang.


De Locomotief, 16 augustus 1948.

De culturele setting

Louis is opgegroeid in het huis van zijn grootvader Oey Tjien To. Zowel in Krengseng, een streek/dorp ten westen van Semarang, als later ook in deze stad zelf. Vanzelfsprekend samen met zijn moeder en zusje. Na de dood van zijn vader Willy Oey in 1928 (en zijn grootvader Oey Tjien To in 1947) was hij de stamhouder want broers had hij niet. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat er enige druk op hem is uitgeoefend om te gaan trouwen, teneinde de mannelijke lijn voort te zetten
. Dat Liem Ko Nio, de grootmoeder die hem mede heeft opgevoed, op deze 'staatsiefoto' niet naast hem zit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de andere grootmoeder een hogere leeftijd heeft en daardoor meer respect geniet.*1

Op de foto staan wel grootmoeders maar geen grootvaders, de man links is Lena's vader, Liem Kien Ien/Liem Kim In. Naast hem staan (Betty) Oey Kiem Lian en (Max) Tan Swie Tong, May Khoen's ouders. De priester is waarschijnlijk een jezuiet die verbonden is aan de St. Jozefkerk in Semarang, waar een jaar later het huwelijk ingezegend zou worden. De twee meisjes zijn ongetwijfeld zussen van Lena. En de jongeman helemaal rechts een broer of de verloofde van een van de twee.

Het uitstallen van de gekregen bloemstukken op foto's als deze was gebruikelijk bij peranakan-Chinezen. Je ziet het ook bij bruiloften en begrafenissen. Aan de kleding is goed te zien dat de peranakan-cultuur op Java inmiddels een belangrijk veranderingsproces doorgemaakt heeft, aangezien jonge vrouwen inmiddels allemaal westerse kleding dragen. Voor de Tweede Wereldoorlog was dat namelijk, in die mate, nog niet het geval. Toen droegen vrouwen vaak nog sarong en kabaja, zeker bij gelegenheden als deze. De twee moeders rechts van het verloofde stel hebben dus duidelijk verschillende keuzes gemaakt wat betreft modern of traditioneel.



De Locomotief, 12 augustus 1949.


©Huub Drenth

*1 Anciënniteit is een aspect dat in Chinese familieverhoudingen tot op de dag van vandaag een zeer belangrijke rol speelt. Ook in veel andere culturen is dat trouwens zo.


zondag 10 november 2019

De hemelpoort





May Khoen, januari 1977.

Pro Civibus

Woensdag 10 november 1926 werd May Khoen's vader geboren. In Semarang, op Java. Als tweede telg in een gezin dat uiteindelijk negen kinderen zou tellen. Vier jongens en vijf meisjes. Meer informatie over die gezinssituatie, afgezien van de namen, heb ik eigenlijk niet. Ik ken dus geen verhalen.

De eerste keer dat ik Khoen's vader zag was halverwege mei 1977. Een paar weken eerder was Khoen in het academisch ziekenhuis opgenomen omdat haar nieren het plotseling hadden laten afweten. Hierdoor had zich veel vocht in haar lichaam opgehoopt en door de doktoren werd naarstig naar een oplossing gezocht.*1 Khoen's vader was apotheker, dus een leek op medisch gebied was hij bepaald niet. Hij zal daarom wel enig idee hebben gehad wat er aan de hand was en hoe dat eventueel af kon lopen. Toch had hij niet eerder de moeite genomen om zijn dochter te bezoeken. Hetgeen, achteraf gezien, een belangrijk voorteken bleek te zijn van wat er allemaal nog zou volgen, door de jaren heen. Op het gebied van 'nalatigheid', bedoel ik.

Ik herinner me dat die bewuste dag zo'n beetje Khoen's hele klas van de kunstacademie zich om haar bed verzameld had. Dat gebeurde wel vaker want Khoen's ziekenhuiskamer had zich al snel ontwikkeld tot een soort ontmoetingsplek voor haar medestudenten. Dit omdat ze al een tijdje geen reguliere les meer kregen - aangezien ze in de eindexamenfase zaten - en de kunstacademie geen hoofdgebouw met een kantine had. En nu was Khoen's vader er dus ook en had hij zelfs haar zusje Xenia van elf meegenomen. Wat een verrassing! Hij was zonder meer een charmante man, dat vond iedereen, en Khoen straalde helemaal.

Ik weet niet meer hoe lang hij daar toen precies aanwezig is geweest maar langer dan drie kwartier zal het niet geduurd hebben. Op een gegeven moment stond hij op en werd er afscheid genomen, zowel van Khoen als van de groep. De veerboot van Puttgarden naar Rødby moest namelijk gehaald worden. Of was het die van Travemünde naar Trelleborg? Want wat bleek: hij was op doorreis naar Stockholm, waar Khoen's zus Ling woonde, en had het bezoek aan z'n zieke dochter als een soort van tussenstop gebruikt. En natuurlijk ook om zich op op de hoogte te stellen van het een en ander. Hij kon met een gerust hart van een korte vakantie in Zweden gaan genieten want Khoen bleek een ziektekostenverzekering te hebben. Bij Pro Civibus, om precies te zijn. Dat was namelijk zijn vrees geweest: dat ze niet verzekerd was en dat hij voor de kosten zou moeten opdraaien.*2 Opgelucht vertrok hij dus weer, samen met de toen nog heel schuchtere Xenia.


May Khoen en haar vader, de allerlaatste ontmoeting,
 Den Haag - zaterdag 12 juli 2008.

The absent father

Die zomer heeft Khoen haar vader niet meer gezien. Op de terugweg vanuit Zweden heeft hij, vanaf Hamburg, de route via Enschede naar Amsterdam genomen. Die was korter, denk ik. Ook schreef hij geen kaartjes en telefoneerde hij nooit met haar gedurende de vijf maanden dat ze opgenomen was. En eerlijk gezegd vond ze dat de gewoonste zaak van de wereld. Ikzelf vond zijn gedrag wel bijzonder vreemd maar ik ging ervan uit dat mijn visie op die gang van zaken mogelijk met 'etnocentrisme' en 'het niet respecteren van cultuurverschillen' te maken had. Ik studeerde culturele antropologie en wilde me beslist niet branden aan etnische vooroordelen. En al helemaal niet aan discriminatie. Zo gaat dat kennelijk bij Chinezen, besloot ik dus maar om van het dilemma af te zijn. Dat hij zich simpelweg nooit door morele of ethische codes, laat staan door empathische gevoelens, liet leiden ging op dat moment zowel mijn voorstellings- als bevattingsvermogen nog te boven.

Na die eerste keer in het ziekenhuis heb ik Khoen's vader nog drie keer ontmoet. En dan heb ik het over een tijdsbestek van bijna veertig jaar. 'Ontmoet' is eigenlijk een te groot woord, ik kan beter zeggen dat ik nog drie keer met hem in dezelfde ruimte heb verkeerd, altijd in situaties met andere mensen. Tot een echt gesprek is het al die keren niet gekomen, het bleef bij het uitwisselen van plichtplegingen, 'persoonlijk' werd het derhalve nooit. Ook toen hij wist dat Khoen ging sterven liet hij niets van zich horen. Mijn 'schoonvader' zou ik hem dus beslist niet willen noemen, daarvoor is hij in mijn ogen, qua emotionele ontwikkeling, altijd te veel een narcistische kleuter gebleven - dus een uitgesproken egocentrisch persoon met beperkte communicatieve vaardigheden en een, per definitie, nog(al) gebrekkige gewetensfunctie. Iemand, kortom, die niet bepaald op een betrokken manier op de medemens gericht is, zelfs niet op z'n eigen kinderen en kleinkinderen (in een volgende post zal ik hier eventueel nog wat uitgebreider op ingaan).


Berlijn, 9 november 1989.


De muur

Gisteren precies dertig jaar geleden viel de Berlijnse Muur. Aan knechting, intimidatie en vernedering kwam een einde en de bevolking van Oost-Berlijn stormde uitgelaten de vrijheid tegemoet. De hemelpoort, zo noemde iemand in een documentaire op tv de grensovergang naar West-Berlijn die plotseling wagenwijd open stond. Vreemd genoeg moest ik daardoor aan May Khoen's vader denken. Hij is inmiddels 93 en begint enigszins aan vergeetachtigheid te lijden. Veel van de pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden herinnert hij zich daardoor waarschijnlijk niet meer. Ze zijn uitgewist. Voorgoed. De hemelpoort is dus in zekere zin ook voor hem opengegaan. Maar of die regeling na de 'absolute Wende' ook nog geldt zal, met name in religieuze kringen, altijd wel een onderwerp van discussie blijven.


©Huub Drenth

 

*1 Dat deze opeenhoping van vocht al een tijdje gaande was bewijst de foto aan het begin van deze post, daterend van januari 1977. May Khoen's gezicht en arm zijn duidelijk opgezwollen.

*2 Toen May Khoen's moeder in 1970 ernstig ziek werd, en op een gegeven moment in het ziekenhuis opgenomen moest worden, bleek dat ze niet verzekerd was. Dat vertelde May Khoen mij eens. De ziekenhuiskosten liepen niet torenhoog op omdat ze al vrij snel overleed. Was dat niet het geval geweest dan zou haar vader mogelijk failliet zijn gegaan.

zaterdag 2 november 2019

Joop ging dromend van ons heen





Plotseling

Vorige week vrijdagavond laat, dus nog net op 25 oktober 2019, ontving ik het bericht dat onze vroegere buurman Joop Boer was overleden. Dat schreef een uitvaartbegeleidster in een email maar over de toedracht van zijn overlijden ontbrak elke vorm van informatie. De volgende dag nam ik contact op met een goede vriendin van hem in Groningen en zij wist me te vertellen dat Joop in de nacht van donderdag 24 op vrijdag 25 oktober was overleden in z'n slaap. Dat was best wel schrikken want ik kende Joop alleen maar als een sterke en gezonde kerel. Bovendien was hij pas 74 en dat is nou niet bepaald stokoud. Toen zijn vriendin Alexandra, tot haar grote ontsteltenis, merkte dat hij niet meer ademde had ze hem nog proberen te reanimeren maar helaas had dat niet meer mogen baten.

Afgelopen maandag, 28 oktober, heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben ik naar De Steeg afgereisd, want daar wonen ze. Eenmaal ter plekke aangekomen heb ik een tijd naast Joop gezeten die in de woonkamer lag opgebaard. Niet in een kist maar gewoon op bed. Hij zag er zeer vredig uit, het was net alsof hij sliep. Alexandra heb ik niet gezien. Ze was er wel maar kon het niet aan om bezoek te ontvangen, zo in shock was ze. Met de vriendin die de honneurs waarnam heb ik een poos over Joop zitten praten. En ook over Alexandra natuurlijk (over wie ze zich grote zorgen maakte). Na ongeveer een uur ben ik weer gegaan.

 


Joop en May Khoen, 27 oktober 1979.


Activist en veganist

Bioloog Joop Boer/joop boer (zelf schreef hij zijn naam altijd met kleine letters) was zonder meer een bijzonder mens. Nog een idealist van de oude stempel, zou je kunnen zeggen. Full time milieuactivist en veganist, lang voordat dat mode werd. In die kringen kende dan ook iedereen zijn naam, van Den Helder tot Maastricht. Een mensheid die zorg draagt voor de aarde, dat was zijn grote droom. Vurig, integer en bescheiden, zo zou ik hem willen definiëren. Iemand met een gigantisch doorzettingsvermogen in alles wat hij ondernam en bovendien wars van elke vorm van bekeringsdrang.

Voor May Khoen vormde Joop een rots in de branding omdat het zo totaal vanzelfsprekend was dat hij haar buurman was. Ruim veertig jaar heeft ze hem gekend. Ik ontmoette hem een paar jaar later maar uiteindelijk is hij net zo lang in mijn leven geweest. Toen hij in 2011 besloot om te verhuizen naar De Steeg, waar Alexandra woonde, voelde dat voor ons beiden als een amputatie. Immers: nooit zou zijn typische stemgeluid nog klinken in de straat, nooit meer de geur van zijn houtkachel tussen de huizen hangen, nooit meer zijn fietskar voor de deur staan, en last but not least: nooit zouden we ons nog beschermd voelen door zijn zo vertrouwde aanwezigheid.

 

 Wij en Joop, 19 september 2015.


Een aandenken

In september 2015 gaf hij in De Steeg een feest omdat hij zeventig werd, daar zijn we samen nog naartoe geweest. Ook liet hij ons toen z'n grote moestuin zien, pal tegenover hun huis. Want uiteraard teelde hij nog steeds al z'n groente zelf, net zoals z'n fruit. Samen met Alexandra. Hij had het daar goed en ze woonden daar mooi, dus vol begrip reisden we die avond met de trein terug naar Groningen. Ik denk dat May Khoen wel een vermoeden had dat het waarschijnlijk de laatste keer zou zijn dat ze elkaar zagen want ze gaf hem een zelfgemaakt tiffany-lampje, met daarin een waxinelichtje, cadeau. Zodat hij aan haar zou blijven denken als ze er niet meer was. In die tijd deed ze dat wel vaker als iemand veel voor haar betekende. Amper negen maanden later was het al zover en op haar uitvaart waren hij en Alexandra vanzelfsprekend ook aanwezig.




Overal in Nederland heeft Joop zichtbare sporen achtergelaten in het landschap. En trouwens ook middenin de stad. Naast en tegenover ons/mijn huis staan twee bomen. Jaren geleden heeft hij die geplant en inmiddels torenen ze hoog boven alles uit. Dat aanplanten gebeurde illegaal maar het fleurde de straat meteen wel behoorlijk op. Inmiddels zijn ze door de gemeente geadopteerd en vormen ze ook na zijn dood een levende herinnering aan alles wat hij vertegenwoordigde en waarvoor hij streed.

Rust zacht, Joop.


©Huub Drenth


PS
1. Zie ook het In Memoriam voor Joop dat op 11 november 2019 in De Volkskrant verscheen: https://www.volkskrant.nl/mensen/joop-boer-1945-2019-was-actievoerder-en-tomeloze-minimalist~b31d4f2e/ 
2. Zie eveneens de necrologie over Joop die op 6 december 2019 in het NRC verscheen: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/12/06/hij-leed-onder-zijn-eigen-kennis-a3982944n
3. Zie ook mijn post van 24 december 2019, De stem van een duif geheten.