dinsdag 28 januari 2020

Joseph Brodsky - Bijna een elegie






Bijna een elegie

In vervlogen tijden heb ook ik staan wachten
op het einde van de koude regen
onder de hoge zuilen van het beursgebouw. En ik geloofde
dat het een geschenk van God was,
wat niet valt uit te sluiten, trouwens. Ook ik was ooit gelukkig.
Ik was een gevangene van engelen, trok ten strijde tegen monsters.
Gelijk Jakob stond ik bij de hoofdingang heimelijk te wachten,
totdat dat ene mooie meisje
de trap af zou komen rennen.                            
                                                                       Dit alles verdween voorgoed
naar een onbekende plek, geheel verborgen. En toch,
terwijl ik uit het raam kijk schrijf ik ‘waarheen’,
maar een vraagteken zet ik niet.
September is het nu - voor me ligt een boomgaard.
Het gerommel van de donder in de verte vult mijn oren.
In het dichte bladerdek hangen rijpe peren
als medailles van mannelijke viriliteit.
En zoals een vrek zijn arme verwanten
niet verder laat komen dan de keuken, zo laten mijn oren
de stortregen binnen in mijn sluimerende geest:
het is nog geen muziek,
maar wel meer dan alleen geluid.


Joseph Brodsky heeft dit gedicht, in de herfst van 1968, geschreven in een vijfvoetige jambe en hoewel dat metrum in mijn vertaling (die grotendeels gebaseerd is op weer andere vertalingen) volledig verloren is gegaan - terwijl uit Brodsky's zowel bezwerende als hypnotiserende manier van reciteren duidelijk blijkt dat juist dit aspect in zijn dichtkunst een zeer belangrijke plaats inneemt - ben ik toch best trots op het eindresultaat. Immers: de geest van het gedicht - dat gaat over ontbering, liefde, verlies en de terugkeer van levenslust - heb ik weten te bewaren.

Joseph Brodsky (Leningrad 1940 - New York 1996) was heel lang een van mijn literaire helden. Ik had de afgelopen jaren eigenlijk niet meer aan hem gedacht, tot hij onlangs plotseling weer in mijn herinneringen opdook door een onbenullige opmerking die iemand maakte. Brodsky was een dichter die tijdens het Sovjet-regime van de jaren zestig - op het hoogtepunt van de Koude Oorlog - gewoon bleef schrijven over de menselijke staat, dus over de eeuwige vraagstukken van tijd, liefde, dood en eenzaamheid. Hij was van mening dat een dichter geen andere stem dan die van de eigen intuïtie diende te gehoorzamen en werd voor die 'anti-sociale' opstelling gestraft met dwangarbeid en gedwongen opnames in psychiatrische inrichtingen.

 


Met zulke tegendraadse types - uiterst autonoom, intelligent en welbespraakt, en bovendien met beroemde bewonderaars als Anna Achmatova en Jean-Paul Sartre - wisten de leiders van de Marxistisch-Leninistische heilstaat zich geen raad, en dus zetten ze hem op 4 juni 1972, geheel tegen zijn wil, in Leningrad (waar bovenstaande foto op luchthaven Pulkovo is genomen) op een vliegtuig naar Wenen; een actie waarvan ze vonden dat ze daarmee het probleem keurig hadden opgelost, aangezien Brodsky nu eenmaal niet een echte politieke dissident was. Dat twintig jaar later de Sovjet-Unie niet meer zou bestaan, en dat Brodsky in 1987 de Nobelprijs voor Literatuur uit handen van de Zweedse koning zou ontvangen, konden ze op dat moment natuurlijk niet bevroeden.

Na zijn uitzetting ging Joseph Brodsky in New York wonen, waar hij bleef schrijven in zijn moedertaal. Behalve de Nobelprijs ontving hij tal van andere hoge onderscheidingen en ook nog een handvol eredoctoraten. Op 28 januari 1996, dus vandaag precies 24 jaar geleden, stierf hij plotseling aan een hartinfarct, waarna hij werd begraven op het 'dodeneiland' San Michele bij Venetië.      


©Huub Drenth




 
https://www.youtube.com/watch?v=xkBAai34uO0
https://nl.wikipedia.org/wiki/Joseph_Brodsky