vrijdag 16 augustus 2019

De ene foto is de andere niet

 



 

De Japanse excessen


Over de wreedheden bedreven door het Japanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog is veel geschreven, onder meer over wat er zoal in de Japanse krijgsgevangenkampen gebeurde, waar om het minste of geringste hoofden werden afgehakt.*1 Of over het lot van de vele duizenden troostmeisjes die overal in de veroverde gebieden in bordelen werden opgesloten. Vrijwel zonder uitzondering ging de Japanse bezetting gepaard met moord, marteling, verkrachting en uithongering van de plaatselijke bevolking. Vanzelfsprekend is er ook veel geschreven over de achterliggende redenen van dat gedrag, nota bene door een volk dat zich in andere situaties uitleefde in het maken van diepe buigingen en het eindeloos uitwisselen van beleefdheden. Jegens de onderdanen van overwonnen naties golden al die ingewikkelde gedragsregels niet - in feite zelfs geen enkele regel - daar kwam het simpelweg op neer.

Ook al voor die bewuste periode deden dit soort uitwassen, bedreven door het Japanse leger, zich regelmatig voor. Het bekendst zijn de excessen tijdens de Tweede Chinees-Japanse Oorlog, en dan met name wat later bekend is komen te staan als 'Het bloedbad van Nanjing'.*2 Daarbij werden, vanaf midden december 1937 tot begin februari 1938, zo'n 300.000 burgers van de Chinese stad Nanjing (ook: Nanking) door soldaten van het Japanse Keizerlijke Leger op vaak gruwelijke wijze vermoord, onder wie veel vrouwen en kinderen.

 

De oever van de Qinhuai-rivier bij Nanking.


Dit gebeuren wordt door historici ook wel 'The Rape of Nanking' genoemd. Tienduizenden vrouwen en meisjes werden eerst in het openbaar verkracht en daarna met bajonetten, bamboestokken en zwaarden om het leven gebracht. Ook een groot aantal Chinese krijgsgevangenen werd op die wijze afgemaakt. Tot dan toe was in de wereldgeschiedenis een dergelijke schaal van verkrachting, moord, plundering en brandstichting, door een 'georganiseerd' leger, nog niet eerder vertoond.

In Singapore werden, meteen na de Britse overgave in februari 1942, minstens 25.000 Chinese mannen vermoord, in wat bekend is komen te staan als 'Sook Ching'. Ook in Maleisië gebeurde dat, daar werden zo'n 45.000 Chinese mannen om het leven gebracht. In Indonesië nam de Chinese bevolkingsgroep, mede daardoor, een zeer behoedzame en coöperatieve houding aan ten opzichte van de nieuwe machthebbers. Dit zegt Piet Hagen erover in zijn boek Koloniale oorlogen in Indonesië: Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing
:

"Gezien de gewelddadige confrontatie tussen Japan en China in 1937 zou men veel tegenstand kunnen verwachten van Chinezen, maar afgezien van kongsi's op West-Kalimantan hield de Chinese minderheid zich tijdens de bezetting vrij rustig. In het begin werden wel veel Chinezen gearresteerd maar naarmate de oorlog langer duurde veranderde de Japanse houding. Ook Chinezen zelf zochten toenadering. In juli 1942 boden rijke Chinezen een geldbedrag aan voor de verdediging van het land, zogenaamd namens 200.000 Chinezen. Het was een goed geregisseerde actie om te laten zien dat zij belang hadden bij een betere verstandhouding. In deze strategie past ook de oprichting van Chinese verenigingen onder Japanse regie. Chinezen die niet loyaal waren, werden geïnterneerd." *3

 



Het raadselachtige uniform

Door de Japanse bezetter werd in Indonesië al snel een aantal militaire en paramilitaire organisaties opgericht die hun leden rekruteerden uit de inheemse bevolking. Patriottisme en nationalisme stonden hoog in het vaandel bij al deze groeperingen, net zoals haat tegen alles wat westers en blank was. Een van deze groeperingen was Seinendan, een paramilitaire organisatie voor Indonesisiche jongeren tussen 14 en 22 jaar, die een soort kruising was tussen de padvinderij en de Hitlerjugend. Medio 1944 richtte Soekarno een eigen jeugdkorps op: Barisan Pelopor. De leden mochten niet met echte wapens oefenen maar waren uitgerust met bamboestokken voorzien van een scherpe punt (
bambu runcing). Na de Japanse capitulatie zouden ze een zeer belangrijke rol gaan spelen in de gewapende onafhankelijkheidsstrijd (als de zogeheten Pemuda's).

In oktober 1944 stond de bezetter ook de Chinese minderheid toe om een dergelijke paramilitaire jeugdorganisatie op te richten, dit nadat de geallieerden een maand eerder luchtaanvallen op Batavia/Jakarta uitgevoerd hadden. Dr. L. de Jong zegt hierover in zijn standaardwerk over WO II (deel 11b, pag. 937): "hoe sterk dit hulpkorps werd, weten wij niet, maar wij nemen aan dat de meeste Chinezen die toetraden, zulks niet deden met de bedoeling om tegen de Geallieerden te vechten maar om in de bewogen periode die op hun landing zou volgen, levens en eigendommen van Chinezen te bescher­men." *
4

 



Op deze pasfoto staat Tan Swie Tong, de vader van May Khoen, afgebeeld. Ik vond die foto in haar fotoarchief en het heeft veel onderzoek gevergd voordat ik hem een beetje plaatsen kon, dit natuurlijk vanwege het uitgesproken 'Japanse' uniform dat haar vader draagt. De etnische Chinezen in het toenmalige Nederlands-Indië waren immers in het algemeen, en wel om zeer begrijpelijke redenen, niet bepaald blij met de Japanse bezettingsmacht en wilden er ook liever niet publiekelijk mee geassocieerd worden. Daarom valt niet helemaal uit te sluiten dat dit het uniform is van het Chinees-Japanse hulpkorps, Keibotai genaamd, waar Dr. L. de Jong aan refereert. Als dat zo is was hij op dat moment 18 jaar, aangezien zijn geboortedatum 10 november 1926 is en het korps pas in oktober 1944 was opgericht.

En dan is dit natuurlijk het uitgaanstenue want het ziet er allemaal heel smetteloos en keurig uit. Te keurig eigenlijk, zeker voor gevechtskleding. Zelfs leden van de padvinderij zagen er stoerder uit. Het ligt daarom meer voor de hand dat het hier het uniform betreft van een andere, eveneens aan Japan gelieerde, organisatie (zie eerdergenoemd citaat uit het boek van van Piet Hagen), in dat geval zou hij op de foto ook 16 of 17 kunnen zijn. Hetgeen in feite een stuk aannemelijker is, gezien zijn nog zeer jonge uitstraling. Een schooluniform is natuurlijk ook mogelijk, al heb ik daarvan tot op heden geen andere voorbeelden gezien.*5 Hoe het ook zij, het lijkt me uitgesloten dat hij dit uniform ook nog gedragen heeft na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, en het door Soekarno uitroepen van de onafhankelijkheid twee dagen erna, want dat zou hij waarschijnlijk niet overleefd hebben.*6


©Huub Drenth     

 

Bambu runcing.

   

*1 Zie: https://historianet.nl/oorlog/tweede-wereldoorlog/de-ergste-japanse-oorlogsmisdaden

*2 Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bloedbad_van_Nanking
    
  en: https://www.youtube.com/watch?v=bgv-_OJqaF4
*3 Piet Hagen, Koloniale oorlogen in Indonesië: Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing; De Arbeiderspers, Amsterdam 2018

*4 Zie: Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 11a, 11b en 11c.
https://www.niod.nl/nl/download

*5 Een schooluniform is hoogst onwaarschijnlijk. Volgens Dr. Patricia Tjiook-Liem was er tijdens de Japanse bezetting geen sprake meer van regulier middelbaar onderwijs in Indië/Indonesië. Dit schrijft ze erover in haar standaardwerk Chinezen uit Indonesië (Walburg Pers, Zutphen 2022, pag. 109): "Er was na de Lagere School geen school voor voortgezet onderwijs. Voor scholieren die voor de Japanse bezetting in het vervolgonderwijs zaten betekende de machtsovername het einde van hun schoolperiode."

*6 Zie mijn post van 30 november 2019: De slag om Semarang.

    

donderdag 15 augustus 2019

Van Pearl Harbor tot Nagasaki














Banzai Dai Nippon


Vandaag wordt in Nederland het einde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, en daarmee impliciet het einde van de Tweede Wereldoorlog, officieel herdacht. Er wordt gevlagd en er is een nationale herdenkingsplechtigheid bij het Indisch Monument in Den Haag. Ook op veel andere plaatsen in Nederland wordt hier op plechtige wijze bij stilgestaan. Directe aanleiding voor deze historische gebeurtenis toentertijd vormden de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, op 6 en 9 augustus 1945, waarna keizer Hirohito op 15 augustus in een radiotoespraak de Japanse capitulatie bekend maakte.

De inval van de Japanners in Nederlands-Indië vond plaats vanaf midden december 1941 en maakte deel uit van een gecombineerd Japans aanvalsplan voor heel Zuidoost-Azië en de Filipijnen. Het ging vrijwel meteen van start na de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor op 7 december 1941. Al snel bleek dat het Nederlands-Indische leger niet over voldoende slagkracht beschikte om de Japanse invasiemacht partij te bieden en op 8 maart 1942 gaf het koloniaal bestuur zich over.

Het nieuws van de overgave van het Nederlandse gouvernement werd in eerste instantie door de etnische Indonesiërs met groot enthousiasme ontvangen. Zij begroetten het Japanse leger met vlaggen en leuzen als Japan is onze oudere broer, Azië voor de Aziaten en Banzai Dai Nippon! De Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer noteerde: "Bij de aankomst van de Japanners was iedereen vol hoop, behalve zij die in dienst van de Nederlanders hadden gewerkt."



De nieuwe heersers

De Nederlanders hadden de 'Indische' archipel in de loop der eeuwen vooral als wingewest beschouwd en de inheemse bevolking, per definitie, als dom en primitief. Tot grote teleurstelling van de Indonesiërs bleek al snel dat het met de Japanse 'bevrijders' niet veel anders gesteld was: reeds na een paar weken werden alle uitingen van nationalisme en onafhankelijkheidsdrang door de Japanners verboden en bovendien werd er een oorlogseconomie ingesteld. Vele miljoenen inwoners, met name op Java, werden verplicht om, door middel van lichamelijke arbeid, een bijdrage te leveren aan de Japanse oorlogsinspanningen. Zij werden romusha's genoemd. Bijna 300.000 van deze romusha's moesten slavenarbeid op allerlei plekken buiten Indonesië verrichten waarbij meer dan 80 procent van hen het leven liet.

Vrouwen die in gebieden woonden die belangrijk waren voor de Japanse oorlogsmachinerie, zoals Java en delen van Sumatra, liepen het gevaar als troostmeisje (feitelijk: seksslavin) in speciale bordelen te belanden, teneinde Japanse militairen seksueel te gerieven. Minstens 30.000 inheemse vrouwen en meisjes werden hier het slachtoffer van (ook zo'n 400 vrouwen met de Nederlandse nationaliteit). Verder kon iedere inwoner van de archipel, zonder enige opgaaf van reden, door de Kempeitai, de Japanse militaire politie, gearresteerd, gemarteld en zelfs geëxecuteerd worden. Vele duizenden verloren zo het leven.


Kempeitai
 
De ommekeer

Terwijl de Japanse regering in 1943 bezig was de onafhankelijkheid van de Filipijnen voor te bereiden, nam men omstreeks diezelfde tijd in Tokio de beslissing om de voormalige Nederlandse kolonie voorgoed bij het Japanse Keizerrijk in te lijven, dit vanwege de talrijke olievoorraden, rubberplantages en bodemschatten op de eilanden. Zowel voor de economie als de oorlogsinspanningen van Japan was deze annexatie min of meer noodzakelijk geworden. Pas in het najaar van 1944, toen de oorlog in de Pacific inmiddels een keerpunt had bereikt, begonnen de Japanners aan de Indonesische nationalistische leiders Soekarno en Hatta meer propagandistische ruimte te geven. Dit in de hoop om zich op die manier van de actieve steun van de Indonesische bevolking te verzekeren (in de gezamenlijke strijd tegen de 'imperialistische blanken'). Het vuur dat daarmee aangewakkerd werd viel niet meer te doven, ook niet na de plotselinge Japanse capitulatie in augustus 1945, hetgeen uiteindelijk zou leiden tot de totstandkoming van de onafhankelijke Republik Indonesia.



De kampen

Over het lot van de Nederlanders in Indië, en ook van een deel van de Indo-Europeanen (de Indo's), is veel geschreven, zowel door historici als de slachtoffers zelf. Ze werden geïnterneerd in zogeheten 'Jappenkampen' en kregen daar te maken met een zeer hard en wreed regime. Er waren krijgsgevangenkampen en burgerkampen - vaak waren deze laatste kampen afgesloten wijken of gebouwencomplexen in steden - en in beide was de behandeling van de geïnterneerden extreem slecht. Ondervoeding en daaraan gerelateerde ziektes, zoals beriberi en dysenterie, waren de belangrijkste doodsoorzaken. Medische verzorging was er vrijwel niet.

Burgerkampen bestonden uit vrouwen- en mannenkampen. Kinderen verbleven bij hun moeder, jongens van elf verhuisden naar een mannenkamp. Krijgsgevangenen, gevangengenomen militairen, waren gedwongen om zware lichamelijke arbeid te verrichten, in de jungle of in mijnen, en werden blootgesteld aan het gedrag van zeer sadistische (vaak Koreaanse) kampbewakers. Afranselingen, martelingen en onthoofdingen behoorden er tot de 'normale' gang van zaken. In de krijgsgevangenkampen zijn 8000 van de 42.000 geïnterneerden omgekomen, in de burgerkampen 16.000 van de 100.000.



Buiten de kampen

Qua absolute aantallen werd de Indonesische bevolking echter nog veel harder getroffen. Alleen al op het eiland Java, met een inwonertal van 50 miljoen, vielen ongeveer 2,5 miljoen dodelijke slachtoffers. In heel Indonesië waren dat er meer dan 4 miljoen. Vooral hongersnoden vormden hiervan de oorzaak, dit omdat de Japanners een groot deel van de landbouwopbrengsten, waaronder de rijstoogsten, confisqueerden.

Ook de vele Indo-Europeanen die niet geïnterneerd waren, de zogeheten Buitenkampers, werden getroffen door deze ontberingen. Afgezien daarvan stonden ze, vanwege hun bloedband met de Europeanen, ook nog eens aan de toenemende agressie van de Japanse bezetter en militante Indonesiërs bloot, waardoor ze, zowel voor als na de Japanse capitulatie, hun leven vaak niet zeker waren.*1


©Huub Drenth      


 

*1 Over de lotgevallen van de Indo's/Buitenkampers gedurende de periode 1940-1950 zijn een aantal zeer interessante documentaires beschikbaar. Zie :

https://www.2doc.nl/documentaires/series/2doc/2014/augustus/buitenkampers.html
https://www.anderetijden.nl/aflevering/696/Indie-in-de-oorlog---Deel-1
https://www.anderetijden.nl/aflevering/697/Indie-in-de-oorlog---Deel-2

Zie ook: Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 11a, 11b en 11c. https://www.niod.nl/nl/download

   

zaterdag 10 augustus 2019

Het rode korenveld





Over uithuwelijking in China

Dit is de beroemde beginscene van de film Het rode korenveld van de Chinese regisseur Zhang Yimou uit 1987.*1 Een jonge bruid gaat in een draagkoets op weg naar de man aan wie ze uitgehuwelijkt is en de dragers, die haar gezicht niet mogen zien, dagen haar uit om met ze te praten of een liedje voor ze te zingen, zogenaamd om hen wat afleiding te bezorgen tijdens hun zware tocht. Als ze niet reageert vertellen ze haar wat haar te wachten staat: ze wordt de echtgenote van een man van in de vijftig die lepra heeft en die daarom bereid was om een hoge bruidsschat voor haar te betalen. Zij mag niet reageren, en ook niet gaan huilen of gaan overgeven, want dat brengt ongeluk. Het is traditie om het nerveuze bruidje een beetje te plagen en te provoceren en daarom beginnen de mannen hevig met de draagkoets te zwaaien, terwijl ze een schunnig lied zingen:


de gasten zijn er nog, de tafel staat nog vol
maar de bruidegom valt nergens meer te bekennen
de bruid wacht in de bruidskamer
hij tilt haar sluier op
godsamme, wat een tegenvaller!

een scheve neus, een hazenlip, uitpuilende ogen
allemachtig, ze heeft ook nog een kippenstrot
en praten doet ze ook te veel
godsamme, wat een miskoop!

dat is schrikken van die vrouw!
vannacht slaap ik bij de varkens in de stal
ik smeer hem, ik kan er niet naar kijken
vannacht slaap ik bij de varkens
godsamme, wat een kat in de zak!


In het algemeen was het in China zo dat bruid en bruidegom elkaar niet kenden. En vaak gold dat ook voor de ouders. Het stel werd bij elkaar gebracht door tussenpersonen, die op verzoek van de 'huwelijksvaststellers', zijnde de ouders of de voogd, op zoek gingen naar een geschikte huwelijkskandidaat. Als ze iemand gevonden hadden kwam er een hele serie onderhandelingen op gang, onder andere over de hoogte van de bruidsschat en de datum van het huwelijk, dat trouwens pas kon plaatsvinden als ook een astroloog zijn zegen had gegeven.

De ouders zagen de aanstaande schoondochter of schoonzoon wel van tevoren maar dat gold niet voor de bruid en bruidegom zelf. De beslissing van de ouders kon dus behoorlijk tegenvallen, helemaal als bleek dat de bruid pokdalig was, of de bruidegom veel ouder of gehandicapt. Ook kwam het wel voor dat een gezond en knap persoon aan de andere partij werd 'getoond', terwijl de feitelijke huwelijkskandidaat op de dag van het huwelijk zelf ziekelijk of uitgesproken onaantrekkelijk bleek te zijn. Met name voor meisjes, die hun eigen familie immers voorgoed achter zich lieten, was de huwelijksdag vaak het begin van een langdurige traumatische ervaring. Dit omdat ze voortaan onder het gezag van hun schoonfamilie (schoonmoeder) vielen terwijl ze, in juridische zin, volstrekt rechteloos waren, en dat ook nog eens binnen een familieverband waarin ze meestal niemand kenden.


©Huub Drenth


*1 Zhang Yimou was May Khoen's favoriete Chinese filmregisseur. En Gong Li, die de hoofdrol speelt in deze film, haar favoriete Chinese actrice. De hele film, met Engelse ondertiteling, is te vinden op YouTube, zie: https://www.youtube.com/watch?v=-qbCHGGhvcw&t=555s
 

maandag 5 augustus 2019

May Khoen's voorouders ~ deel 2



Grootvader Tan Hway An en grootmoeder Oei Mien Nio, beiden met hun ouders


Over namen

Dit zijn wederom May Khoen's grootouders en overgrootouders van vaders kant. Van links naar rechts heten ze: Tan Tjiauw Bo, Goei Lien Nio, Tan Hway An, Oei Mien Nio, Oei Djie Sien en Sih Ing Nio. Over de antecedenten en karakters van de afgebeelde personen kan ik (nog) niet veel vertellen, behalve dat ze vrijwel allemaal zelfvertrouwen en waardigheid uitstralen, en dat zegt eigenlijk al genoeg. De twee dames rechts dragen een 'Shanghai dress' (een
cheongsam), dus geen Indische kabaja, een indicatie dat de foto's uit de late jaren twintig of de jaren dertig van de vorige eeuw stammen, een periode die gekenmerkt werd door herbezinning op de eigen identiteit. Het zijn duidelijk mensen die tot de gegoede Indisch-Chinese middenklasse behoren en die dat willen weten ook. De mannen hebben een bedrijf, zoals May Khoen's grootvader Tan Hway An (waarover in een latere post meer), of zitten in de handel (de overgrootvader rechts bezat onder andere een rijstfirma en een grote toko) en de vrouwen krijgen kinderen. Het huishouden en de verzorging van de kinderen wordt overgelaten aan inlands personeel.

De voertaal onderling is wat Chinees Maleis
** genoemd wordt, een mix van bazar-Maleis en Javaanse, Nederlandse en Hokkien invloeden. Het was dus geen Chinees en ook geen hybride variant ervan. Wel heb ik hun namen op z'n Chinees weergegeven omdat me tijdens mijn naspeuringen opviel dat dit in het toenmalige Nederlandsch-Indië ook zo de gewoonte was. Dus eerst de familienaam en vervolgens de eigennaam van de persoon (May Khoen gebruikte de twee vormen door elkaar, wat soms tot misverstanden leidde omdat men er dan van uitging dat haar voornaam Tan was). In China bleef een getrouwde vrouw haar eigen familienaam voeren, op Java voerde ze vaak de volledige naam van haar echtgenoot met daarbij het voorvoegsel 'Njonja' (mevrouw) of 'Janda' (weduwe). Ook ongetrouwde dochters voerden vaak de volledige naam van hun vader, die dan voorafgegaan werd door hun eigennaam; op die manier werd bijvoorbeeld Ko Mien Nio, die de dochter was van May Khoen's overgrootvader Ko Djie Soei, aangeduid als Mien Ko Djie Soei.


1) Familienamen

De familienaam van May Khoen's grootvader Hway An is Tan - 陈 en die van zijn vrouw Mien Nio is Oei - 黃. In Semarang vormden Chinezen een behoorlijk omvangrijke bevolkingsgroep terwijl er, relatief gezien, van slechts een gering aantal familienamen sprake was. Veel van hen heetten Tan en ook de naam Oei, Oey of Oeij kwam vaak voor. De rest heette Liem, Lim, Kwee, The, Goei of had een wat minder voorkomende familienaam. Ook de moeder van May Khoen heet Oey, dus haar ouders hadden dezelfde naamcombinatie als haar grootouders.

 

Handelsroutes vanuit Fujian/Fukien.


Het Chinese schrift is een karakterschrift en geen klankschrift zoals het westerse. Het voordeel ervan is dat iedere Han-Chinees, welke taal/dialect hij of zij ook spreekt, het kan lezen.*1 Maar dit houdt wel in dat hetzelfde karakter in allerlei streken anders wordt uitgesproken. De (oorspronkelijke) voertaal onder de Chinezen op Java was Hokkien (spreek uit: Hokjèn), een Min-taal afkomstig uit het zuiden van de Chinese provincie Fujian/Fukien en tevens lingua franca onder vrijwel alle geëmigreerde Chinezen in Zuidoost-Azië ***. De Chinese namen zoals wij die kennen uit Indonesië zijn de in latijns schrift weergegeven Hokkien-uitspraak van deze karakters.

Tan  De familienaam van May Khoen's grootvader Hway An wordt weergegeven met het karakter , dat in het Mandarijn-Chinees wordt uitgesproken als Chén, in het Kantonees als Chan en in het Hokkien als Tan. Dit karakter betekent onder andere: 'tonen/laten zien', 'leraar', 'oud/antiek' en 'afkomstig uit de staat Chen' (Henan, 1100-500 v.Chr.).

Oei  Het karakter voor de familienaam van May Khoen's grootmoeder Mien Nio is , in het Mandarijn-Chinees uitgesproken als Huáng en in het Kantonees als Wong. In het Hokkien wordt de uitspraak Ooi (Penang), Wee (Singapore Engels, klinkt als het Franse 'oui') of Oei/Oeij/Oey (Nederlands-Indië/Indonesië). De betekenis van dit karakter is 'geel/goudgeel'.

Ik moet hier nog aan toevoegen dat de schrijfwijze van de in latijns schrift weergegeven Chinese familie- en persoonsnamen in Indië tot omstreeks 1920 nog niet gestandaardiseerd was, het kan dus voorkomen dat er tot die tijd verschillende spellingvarianten voor dezelfde naam gebruikt worden in documenten en geschriften. De naam van May Khoen's overgrootvader (van moeders zijde) Oey Tjien To is daar een goed voorbeeld van, je komt hem tegen in alle mogelijke combinaties van Oei/Oeij/Oey, Tjin/Tjien en To/Too.

 

Talen in Fujian/Fukien, Taiwan en Hainan.

2) Nio 

Oei Mien Nio, Goei Lien Nio, Sih Ing Nio: het tweede deel van de eigennaam van May Khoen's Tan-voormoeders is steeds Nio, dat is opvallend. Dit Hokkien-gebruik in de naamgeving van vrouwen impliceert dat zij allemaal van peranakan-Chinese afkomst zijn en dat ze, bijgevolg, gemengd bloed hebben. Iets wat niet per se altijd hoeft op te gaan voor Chinese voorvaders.*2

In alle bloedlijnen van leden van de peranakan-gemeenschap, vanaf elke eerste Chinese voorvader die zich in de Indonesische archipel vestigde, bevinden zich Indonesische voormoeders, daar komt het op neer (het laten testen van mtDNA, autosomaal DNA en Y-DNA bij de nazaten verschaft hierin tegenwoordig onmiddellijk duidelijkheid). Dit heeft te maken met het chronisch vrouwentekort binnen het Chinese bevolkingsdeel op Java, dat tot het einde van de negentiende eeuw voortduurde; want er kwamen gedurende een aantal eeuwen wel steeds mannen bij uit China (eerst voornamelijk uit Fujian/Fukien, later ook uit Guangdong en Hainan; zij werden singkeh genoemd), maar vrijwel geen vrouwen want die mochten China niet verlaten. Dit gold overigens ook voor mannen maar die overtraden deze regel op grote schaal, hetgeen vaak oogluikend door de autoriteiten werd toeggestaan. Het feit dat polygynie/veelwijverij een belangrijk statussymbool vormde in de Chinese cultuur zorgde bovendien nog eens voor extra druk op die aanhoudende situatie van vrouwenschaarste (hoe het verkrijgen van een inlandse bruid in z'n werk ging, en ook hoe ze een Chinese naam kreeg, zal ik behandelen in een toekomstige post, HD).

In de twintigste eeuw werd deze traditionele wijze van naamgeving meer en meer losgelaten, May Khoen's moeder heette bijvoorbeeld heel modern Kiem Lian. Alle zussen van May Khoen's vader heetten nog wel Nio: Hing Nio, Bien Nio, Hong Nio, enzovoort. Welbeschouwd betekende dit achtervoegsel aan de naam eeuwenlang dat de draagster een 'vrije' en 'huwbare' vrouw was, behorend tot de Chinese gemeenschap, ook al leek ze fysiek misschien op een inheemse en ook al was haar moeder misschien een concubine of een slavin. Een vrouw, kortom, waar een (behoorlijke) bruidsschat voor moest worden betaald als je met haar wilde trouwen.

Upper class peranakan bruidspaar*




Widjajanti Dharmowijono: Van koelies, klontongs en kapiteins, pagina 330: *3
 
"Kinderen die resulteerden uit een verbintenis tussen Chinese mannen en inlandse vrouwen werden peranakan genoemd. Ze werden opgenomen in hun vaders familie en werden grootgebracht en opgevoed als Chinezen. Alle kinderen, of hun moeder de wettelijke echtgenote van hun vader was, of een concubine of een bediende, waren gelijk en vrij. Peranakan meisjes konden dus niet verhandeld worden, maar alleen uitgehuwelijkt, idealiter met Chinese mannen. Deze meisjes kregen alle het achtervoegsel 'niang' (in het Fujianees*4 'Nio') achter hun naam. Wat hun moeders betreft, als die slavinnen waren bleven ze dat, maar ze hadden erfrecht en genoten bescherming tegen misbruik. Zij werden nooit een 'niang' maar werden soms 'giná' genoemd, letterlijk 'kleine kinderen', als aanduiding dat ze onder voogdijschap stonden en niet vrij waren."

3) Generatienamen

Bij zonen gold dit 'achtervoegsel-gebruik' niet, toch delen zij ook vaak identieke namen. Khoen's vader heet Swie Tong. Ook twee van z'n broers heten 'Swie': Swie Liem en Swie Siang. Swie is hier een generatienaam. Z'n oudere broer heet Soei Tjing maar waarom dat zo is is mij niet bekend, gewoonlijk hebben broers immers dezelfde generatienaam (andere generatienamen zijn bijvoorbeeld Kik, Bian en Djie).
*5 Dochters/zussen hebben in de regel bij peranakan-Chinezen geen generatienaam maar bij May Khoen en haar zussen is dat wel het geval, zij heten allemaal May: May Ling, May Khoen, May Liat, May Hwa en May Chuen (uitspraak May: Mei).*6 Daar kan ik nog aan toevoegen dat Khoen (kh uitgesproken als een Engelse g) eigenlijk geen meisjesnaam is bij peranakan-Chinezen. Wel is het een van de mogelijke generatienamen voor zonen/broers/neven. De naam Koen als meisjesnaam komt wel voor, zo heet bijvoorbeeld een zus van haar oma Ko Koen Nio (en een zus van haar grootvader Tan Goen Nio). In het algemeen is er echter geen verschil tussen mannen- en vrouwennamen bij peranakan-Chinezen, dus een man kan Liem Tiong Liat heten en een vrouw Liem Liat Nio. Intern leverde dat in het verleden geen problemen op omdat er binnen familie- en clanverband andere aanspreekvormen golden.*7


4) Europese voornamen

Wat het onderwerp persoonsnamen betreft zijn we er nog niet. Vanaf het begin van de twintigste eeuw, toen onderwijs in het Nederlands ook voor andere bevolkingsgroepen toegankelijk werd, gingen peranakan-Chinezen ook Europese namen gebruiken, vaak van Engelse oorsprong, dus naast hun Chinese naam. May Khoens vader heet bijvoorbeeld ook nog Max, haar oom Tjing George, er is een tante Grace en ook nog een tante Irene. Haar moeder werd Betty genoemd en haar oma Nel. May Khoen's zus Ling heeft als doopnamen Maria Petronella (evenals oma Nel Ko Kiong Nio) maar wordt door sommigen nog steeds Joyce genoemd. May Khoen had als doopnamen Maria Monica en heeft zich, toen ze jong was, ook nog een tijd Monique laten noemen (omdat ze vond dat Khoen op een jongensnaam leek). May Liat heeft als doopnamen Maria Elisabeth en als roepnaam Mayke. En hetzelfde geldt voor May Wha die als roepnaam Xenia heeft en voor (halfzus) May Chuen die Mela heet.


 

 

 5) Indonesische namen

Nog ingewikkelder, wat namen betreft, werd het midden jaren zestig, dus ten tijde van de Koude Oorlog. Terwijl het communistische China van Mao Zedong, bondgenoot van de Sovjet-Unie, zwaar onder vuur lag van het kapitalistische Westen en ook de Vietnamoorlog in volle hevigheid woedde, deed generaal Soeharto, gesteund door de VS, een greep naar de macht in Indonesië om te voorkomen dat ook dit land in de invloedssfeer van Moskou en Peking zou raken. Ongeveer een miljoen mensen verloren daarbij het leven, onder wie veel etnische Chinezen, omdat ze verdacht werden van communistische sympathieën. Een groot deel van de familie van May Khoen woonde in die tijd nog steeds in Indonesië, zowel van vaders- als van moederskant, maar voor zover ik weet zijn er onder hen geen slachtoffers gevallen.

In 1967 werd er door het Soeharto-regime grote druk op de Chinese bevolkingsgroep uitgeoefend om Indonesische namen aan te nemen, zogenaamd om het assimilatieproces van deze groep te vergemakkelijken maar in feite natuurlijk om de culturele identiteit ervan te vernietigen.*8 Gezien de massamoorden van een paar jaar eerder hadden veel etnische Chinezen geen andere keus dan hieraan gehoor te geven. Dit had tot gevolg dat May Khoen's Indonesische familieleden voortaan achternamen droegen als Kristanto, Hertanto (in deze beide namen is de oude familienaam 'Tan' verwerkt) en Budisantosa. Ook hun voornamen ondergingen datzelfde lot. Daardoor heetten ze nu bijvoorbeeld ineens Hendro Surjoko en Dewi Setiawaty Kristanto en niet langer meer
Soen Liang Kho of Hing Nio Tan. En dat gold natuurlijk ook voor hun kinderen, zo werd King Han Kho ineens Kingkin Susanto Surjoko. Veel van de hoger opgeleiden en beter gesitueerden onder hen stelden alles in het werk om het land te verlaten teneinde de nationaliteit van een westers land te verkrijgen. Hetgeen een groot deel van de ooms en tantes van May Khoen ook daadwerkelijk lukte, vooral die van haar vaders kant. In hun nieuwe thuisland lieten ze bij hun naturalisatie de opgedrongen naamsverandering meteen weer ongedaan maken.*9 Dit waarschijnlijk tot niet geringe vreugde van de voorouders.


©Huub Drenth



*1 Ruim 90 procent van de bevolking van China bestaat uit Han-Chinezen. Andere groepen zijn o.a. Tibetanen, Oeigoeren en Mongolen, elk met hun eigen taal. 'Chinees' is eigenlijk een verzamelnaam voor 14 aan elkaar verwante talen, foutief vaak 'dialecten' genoemd, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de 'Germaanse' of 'Romaanse' talen. Een van die talen is het Hokkien, dat vervolgens weer tal van dialecten kent.

*2 Letterlijk betekent peranakan (spreek uit: prannakan) in het Maleis: kind/afstammeling van het land, kind van gemengd bloed.

*3 (Inge) Widjajanti Dharmowijono (Mevr. Dr. Tan Swie Ing Swie), Van koelies, klontongs en kapiteins, dissertatie UvA, Amsterdam 2009
(Hoofdstuk 4.6: De vrouwen).

(Ik adviseer iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de peranakan-gemeenschap op Java, of in die van Chinezen in Nederlands-Indië in het algemeen, om eerst deze dissertatie te bestuderen alvorens andere bronnen te raadplegen. HD)

*4 Fujianees betekent hier: Hokkien, in Fujian/Fukien spreekt men namelijk ook nog Hakka en Fuzhou. 'Nio' betekent in het Hokkien 'meisje/maagd/bruid', ofwel: huwbaar (Niáng is pinyin Mandarijn, hier is de betekenis tweeledig: 'jonge vrouw' en 'moeder'). Ga voor een uiteenzetting over de verschillende talen in China naar deze pagina van RipleyBelieves. Een uiteenzetting over de uitspraak van Chinese namen in China en Indonesië vindt men hier.

*5 Ik ontdekte dat hij op 7 augustus 1950, de dag waarop hij zich verloofde met Irene Kwee Lee Sioe Nio, nog Tan Swie Tjing heette. Op 29 juli 1951, toen hij en Irene in Bandung in het huwelijk traden, had hij z'n naam inmiddels veranderd in Tan Soei Tjing (een maand later vertrokken ze met de Willem Ruys naar Nederland). Waarschijnlijk betreft het hier slechts een andere schrijfwijze van deze generatienaam.

*6 In China hebben broers en zussen vaak wel dezelfde generatienaam. Zo heette de zus van Mao Zedong: Mao Zejian.

*7 Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Chinese_namen

*8 Familienamen zijn in de Chinese cultuur een heilig goed, denk alleen maar aan de voorouderverering en het feit dat het eerste deel van de naam altijd de familienaam is. Ook werden door het Soeharto-regime alle uitingen van de Chinese cultuur en het spreken van de Chinese taal (in de publieke ruimte) verboden. 

*9 In Indonesië was het terugdraaien van de naamsverandering pas mogelijk vanaf 2001, dus na de val van Soeharto, maar lang niet iedereen maakte daar gebruik van. Meer specifieke uitleg over Chinese namen in Indië/Indonesië is te vinden op Wikipedia.

~

* Op de bruidsfoto zijn Riki Kan Hay Gwan en Helene Tan Tjiang Nio vastgelegd, Batavia mei 1928 (geen familie van May Khoen, voor zover bekend). Ga voor duiding van het tafereel naar de website van het CIHC.
** Ga voor meer informatie over 'Chinees Maleis' naar de website van ResearchGate.
*** Zie voor meer informatie over de Hokkien-cultuur: https://en.wikipedia.org/wiki/Hokkien_culture.

 

Dit was deel 2 van May Khoen's voorouders.

Zie voor deel 1: https://maykhoentan.blogspot.com/2019/07/de-voorouders-1.html

Zie voor deel 3: https://maykhoentan.blogspot.com/2019/12/may-khoens-voorouders-deel-3.html