donderdag 31 december 2020

Mijn vriend Wessel Overgouw

 


Op de valreep van 2020

Onlangs stuitte ik bij het opruimen van een kast toevallig op iets waarvan ik het bestaan totaal vergeten was. Het was een dichtbundel, in 1980 in eigen beheer uitgegeven in een oplage van vijftig exemplaren. De titel van de bundel luidde Inversie en de naam van de dichter was Wessel Overgouw. Wat trouwens een pseudoniem was. De prijs bedroeg 7,50 gulden en ik ben in het bezit van nr. 3 van de editie.

Ooit was Wessel Overgouw een goede vriend van mij maar aangezien hij op een gegeven moment op ongepaste wijze belangstelling voor mijn lieftallige levensgezellin begon te tonen scheidden zich onze wegen en verdween hij uit mijn leven. Na een kortstondig handgemeen en een paar bloedvlekken, dat wel, want zo ging dat nog in die dagen. Ik hoorde later dat hij naar India was vertrokken, naar Goa om precies te zijn, maar hoe het hem verder is vergaan zou ik niet weten. Het is heel wel mogelijk dat hij inmiddels overleden is want op Google valt geen enkel spoor van hem te ontdekken.

Als ik Wessel niet had leren kennen had ik nooit van het bestaan van allerlei dichters en schrijvers afgeweten. Of in ieder geval pas veel later. Want hij had het vaak over poëzie en literatuur als we in de kroeg zaten. Hij beweerde dat hij ooit in Amsterdam Joseph Brodsky had ontmoet, maar ik betwijfel of dat echt zo was want zoals de meeste dichters kon hij goed fantaseren. Zo goed zelfs dat er aan de lopende band vrouwen in zijn bed belandden. Volgens hemzelf althans. Hoe het ook zij, hier volgt een gedicht dat in die tijd aan zijn geniale brein ontsproten is, 's nachts in de kroeg waarschijnlijk:

In het café waar wanden spiegels zijn
schilderen bezoekers
de beelden van hun werkelijkheid
in omlijstingen van bedrieglijk glas,
op panelen die verborgen muren zijn

Zij drinken uit elkanders oog
de genadeloze dood,
bevreesd altijd alleen te moeten sterven


©Huub Drenth

Foto: Brassaï (Parijs, 1932), schilderij: Willem Haenraets


 








vrijdag 25 december 2020

Into my arms...

 


 

Stilte

Als ik aan Nick Cave denk moet ik meestal ook meteen aan filmregisseur Jim Jarmusch denken. En andersom. Waarschijnlijk omdat ze beiden volstrekt authentieke en autonome kunstenaars zijn. Hun werk is nooit glad of gelikt en altijd is er veel ruimte voor twijfel, haperingen en stilte.

Stilte is eigenlijk het mooiste natuurverschijnsel dat er is, het is het bijna onhoorbare geruis dat de achtergrond vormt van Alles...

Mijn leven bestaat al ruim vier jaar uit stilte. Het is waar ik nu ben, sinds May Khoen er niet meer is. Zij is getransformeerd tot stilte, zo zou je het ook kunnen stellen. Net als Nick Cave geloof ik niet in een god die zich met de levens van mensen bemoeit, net zomin als ik in de duivel, engelen of geesten geloof, maar ik geloof wel in zoiets als eenwording met de stilte. Hetgeen trouwens beslist niet wil zeggen dat ik als een soort taoïstische kluizenaar leef.

 

Molenrij, winter 1979

Vandaag is het eerste kerstdag. Op een dag als deze merk ik dat ik aan het treuren ben. Niet zozeer aan het rouwen maar echt aan het treuren. Gewoon omdat May Khoen er niet meer is en ik deze dag dus opnieuw zonder haar beleef. De stilte is dan tegelijkertijd ook leegte. Ik mis haar, daar komt het simpelweg op neer.

Welbeschouwd treur ik niet alleen om Khoen maar om alles wat er niet meer is en nooit meer terug zal komen. De kerstfeesten uit mijn jeugd bijvoorbeeld. Of de manier waarop meisjes en vrouwen altijd naar me keken. En wat te denken van alle melkboeren en dorpsgekken die in de loop der jaren uit het straatbeeld zijn verdwenen? Of ben ik nu in de greep van zelfmedelijden beland?

Hoe het ook zij, een zalig kerstfeest voor iedereen!


 

©Huub Drenth


maandag 21 december 2020

Het begin van het koude seizoen

 

Forugh Farrokzhad

 
Mijn achteruitzicht.

Het is vandaag 21 december, ofwel: winterzonnewende. Vanaf nu gaan de dagen weer langer worden en tegelijkertijd begint het koude jaargetijde. Alle groei in de natuur staat dan volledig stil, alleen een sporadische vogel zorgt nog voor wat beweging en geluid. Evenals de wind natuurlijk.
Kou, weinig daglicht en doodse stilte, veel mensen zijn er bang voor. Vooral omdat die combinatie van winterse verschijnselen hun bewegingsvrijheid aan banden legt, waardoor ze opgesloten raken in zichzelf en gedwongen worden om in de spiegel te kijken. Wat ze dan zien hoeft vanzelfsprekend niet altijd leuk of aangenaam te zijn.

ایمان بیاوریم به آغاز فصل سرد

Een tijd geleden ontdekte ik toevallig de poëzie van de avantgardistische (en feministische) Iraanse dichteres Forugh Farrokhzad (1934 - 1967), een vrouw die, net zoals May Khoen, nogal atypisch was voor het milieu en de cultuur waaruit ze voortkwam, want vanwege haar vrijheidsdrang en non-conformisme lag ze voortdurend overhoop met de patriarchale en misogyne structuren in haar land.*1 Ze stierf op relatief jonge leeftijd, door een auto-ongeluk, maar liet desondanks een indrukwekkend oeuvre na. Wat nu volgt is mijn vertaling (uit het Engels) van de eerste strofen van haar gedicht Laat ons geloven in het begin van het koude seizoen, een werk dat te lang is om hier in z'n geheel weer te geven maar dat ondanks alle kou, wanhoop en walging die erin vervat liggen toch eindigt met beelden van vertrouwen in de natuurlijke loop der dingen.*2

 

  

Laat ons geloven in het begin van het koude seizoen

En hier ben ik
een vrouw alleen
op de drempel van een koud seizoen
bij de dageraad van het besef

van de bezoedelde staat ​​van de aarde
de
deprimerende wanhoop van de hemel
en de onmacht van deze stenen handen.

De tijd ging voorbij
de tijd ging voorbij en de klok sloeg vier keer
sloeg vier keer.
Vandaag begint de winter.
Ik ken het geheim van de seizoenen
de taal van ogenblikken.
De verlosser slaapt in een graf
en de aarde - de gastvrije aarde -
maant tot kalmte en berusting.

De tijd ging voorbij en de klok sloeg vier keer.

 De wind waait door de straat.
  De wind waait door de straat
en ik denk aan het paren van bloemen
aan hun slankbenige, frisse bloesem
en aan dit vermoeide uitgeteerde tijdsgewricht.


 Een man loopt voorbij de druipende bomen
een man wiens blauwe aderstrengen
als dode slangen
zijn keel omklemmen
  en tegen wiens woedende slapen
die met bloed besmeurde lettergrepen bonken

Salaam
 Salaam

En ik denk aan het paren van bloemen. 

*


 

©Huub Drenth


*1 Behalve dichter was Forugh Farrokhzad ook filmregisseur. In 1963 kwam haar spraakmakende korte documentairefilm Khaneh siah ast / The house is black uit.

*2 Zie voor het volledige gedicht: http://www.heliotricity.com/forughfarrokhzad.html

 

dinsdag 8 december 2020

A strange day indeed

 


 

8 december 1980

Vandaag precies veertig jaar geleden werd John Lennon doodgeschoten in New York...
Ik kan me nog herinneren dat John F. Kennedy vermoord werd. In Dallas. Een paar jaar later overkwam dat ook Robert Kennedy en Martin Luther King. In Nederland waren er de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh die grote indruk op me maakten. Net zoals dat het geval was bij de liquidatie van advocaat Derk Wiersum, nog niet zo lang geleden.

Achter al die moorden zat een politiek, religieus of crimineel motief. Behalve bij de moord op John Lennon. Hij werd 'alleen maar' vermoord omdat de dader, die een fan van hem was, net zo beroemd wilde worden als hij.

Terugkijkend zou je kunnen stellen dat die dag, na de wilde jaren zestig en zeventig, het 'ik-tijdperk' definitief van start was gegaan...

©Huub Drenth


May Khoen in Dallas, 5 juli 2006


dinsdag 10 november 2020

Charles Bukowski - Style

 




Style is the answer to everything,
A fresh way to approach a dull or dangerous thing,
To do a dull thing with style is preferable to doing a dangerous thing without it,
To do a dangerous thing with style is what I call art.

Bullfighting can be an art,
Boxing can be an art,
Loving can be an art,
Opening a can of sardines can be an art.

Not many have style.
Not many can keep style.
I have seen dogs with more style than men,
although not many dogs have style.
Cats have it with abundance.

When Hemingway put his brains to the wall with a shotgun,
that was style.
Or sometimes people give you style
Joan of Arc had style,
John the Baptist,
Christ,
Socrates,
Caesar,
García Lorca.

I have met men in jail with style.
I have met more men in jail with style than men out of jail.
Style is the difference, a way of doing, a way of being done.
Six herons standing quietly in a pool of water,
or you walking out of the bathroom, naked, without seeing me.


Exit Trump

Afgelopen zaterdag werd Donald Trump officieel door de media uitgeroepen tot verliezer van de Amerikaanse presidentsverkiezingen maar tot op heden weigert hij dat te erkennen. Ruim 71 miljoen* stemgerechtigden, waaronder veel fascisten en fundamentalistische christenen, wilden deze egoïst, narcist, racist, vrouwenhater, belastingontduiker en pathologische leugenaar de komende vier jaar wederom als leider van hun land en dat is best wel een angstwekkende en misselijkmakende gedachte, vind ik. En het scheelde niet veel of ze hadden hun zin gekregen want in de zogeheten 'swing states' waren de verschillen maar miniem.

Trump beweert dat er sprake is geweest van grootschalige fraude met per post uitgebrachte stemmen in die cruciale staten maar enig bewijs daarvoor is er niet. Waarschijnlijk heeft zijn eigen buitensporige onbeschoftheid voor veel kiezers de doorslag gegeven, evenals het totale gebrek aan moraliteit en empathie waar hij blijk van gaf in zijn benadering van de corona-crisis. Dat valt te hopen althans, want in dat geval is er nog kans op een enigszins fatsoenlijke toekomst voor Amerika.


©Huub Drenth



* De uiteindelijke uitslag was: 73,9 miljoen stemmen voor Donald Trump en 80,1 miljoen voor Joe Biden. Het aantal kiesmannen/vrouwen voor Trump: 232, voor Biden: 306.


maandag 2 november 2020

Ghosteen




 

Vandaag is het Allerzielen. Een dag waarvan ik tegenwoordig pas de diepere betekenis begin te doorgronden.

Nick Cave bracht het dubbelalbum Ghosteen uit in 2019, vier jaar nadat zijn zoon Arthur op vijftienjarige leeftijd, nadat hij lsd had genomen, door een val van een rots om het leven was gekomen. Zijn verdriet, woede en pijn, evenals de acceptatie van dat verschrikkelijke feit, wist hij te transformeren tot dit uitzonderlijke kunstwerk (waarvan op YouTube alle elf delen beluisterd kunnen worden).*1

HD

 


*1 Begin mei 2022 verloor Nick Cave opnieuw een zoon: Jethro Lazenby (31). Kort daarvoor was bij hem schizofrenie gediagnosticeerd. Hij was afkomstig uit een eerdere relatie van Cave, met Beau Lazenby, en woonde in Australië. De eerste acht jaar van zijn leven wist Jethro niet dat Nick Cave zijn vader was.


zondag 4 oktober 2020

Wyt yn 'e swarte sielebonke

 

 

Iepening

De lêste neimiddei folt alle fûgelbeammen
achter it hûs. De rein falt. Ik tink wol dat
it skaad fan har is. Har roazemarijn dript
en yn min holle foarmje him de wurden.

Ik doch in doar iepen. Gjinien freget wat
as ik dûnsje, as ljocht yn 'e nacht wennet
en it feest dan einlik út ein sette mei. Sy
leit de patroanen út en nimt al myn maten.

Gjin huverjen bliuwt yn dit wekker wurde
as it wyt yn 'e swarte sielebonke ferskynt.
Wy stoane yn de doarsiepening. In stim

dy't it meinimt nei it plak dêr't de tiid him
leechmakket. As yn in lange famkesfrissel.
Dat laket en laket. Dat de ierde iepenbrekt.





Opening

De laatste namiddag vult alle vogelbomen
achter het huis. De regen valt. Ik denk dat
de schaduw van haar is. Rozemarijn drupt
en in mijn hoofd vormen zich de woorden.

Ik open een deur hier. Niemand vraagt iets
als ik dans, als licht de nacht gaat bewonen
en het feest dan eindelijk mag beginnen. Ze
legt patronen uit en neemt al mijn maten op.

Er blijft geen huiver in dit wakkere worden
waar het wit in het zwarte zielebot verschijnt.
Er is het staan in de deuropening. Een stem

die het meeneemt naar de plek waar de tijd
zich ontdoet. Als in een lange meisjesvlecht.
Dat lacht en lacht. Dat de aarde openbreekt.



Gedichten: Albertina Soepboer
Schilderij:  Leonora Carrington

 

Albertina Soepboer
(Holwerd 1969) schrijft proza, poëzie en toneelteksten en publiceert zowel in het Fries als in het Nederlands. Na haar debuutbundel Gearslach (1995) volgden nog negen dichtbundels. Ze won meerdere literaire prijzen. H
aar werk is vertaald naar het Engels, Duits, Frans en Slavisch-Macedonisch. Zie: www.albertinasoepboer.nl

 

zaterdag 3 oktober 2020

Niertransplantatie, de voor- en nadelen






May Khoen maakte deze aquarel in de jaren tachtig. De bovenste helft stamt uit de tijd dat ze moest dialyseren, dus uit de periode 1982-1984, en de onderste helft voegde ze er een paar jaar na haar niertransplantatie aan toe. Eerst was ze langzaam aan het doodgaan maar na de geslaagde operatie bepaalden adrenaline en levensvreugde opnieuw de koers van haar bestaan, dat wilde ze ermee duidelijk maken. Eigenlijk staat de aquarel ondersteboven maar ze besloot dat dit de uiteindelijke weergave moest zijn, aangezien de dood door de transplantatie, letterlijk, naar de achtergrond verdreven was.

In onderstaand stuk zal ik wat dieper op het thema 'niertransplantatie' ingaan. Ik doe dat omdat er in de samenleving veel misverstanden bestaan over wat deze medische ingreep precies inhoudt, en eveneens over wat de vooruitzichten op langere termijn ervan zijn, zowel op het fysieke als het mentale vlak. Want behalve heel veel positieve effecten kent een niertransplantatie ook een aantal schaduwzijden. Het is dus volstrekt niet louter rozengeur en maneschijn.
***


Levensverwachting
Nierfalen is in principe een dodelijke aandoening, laat daar geen misverstand over bestaan. Afvalstoffen worden niet meer voldoende uit het bloed gefilterd en overtollig vocht bereikt de blaas niet meer. Plastabletten en een zwaar dieet bieden in eerste instantie nog enig soelaas maar ondertussen blijft de gezondheid van de patiënt gedurig afnemen. Als het punt bereikt wordt dat ook die maatregelen niet meer baten kan nierdialyse het aftakelingsproces nog enigszins vertragen maar een definitieve oplossing biedt ook deze mogelijkheid helaas niet. Daarenboven raakt de patiënt, aangezien hij een paar keer per week gedurende een aantal uren op het dialyse-apparaat moet worden aangesloten, ook nog eens z'n bewegingsvrijheid voor een groot deel kwijt. De enige bevredigende oplossing, tot op heden, is dan ook een niertransplantatie.

 

 

Een succesvolle niertransplantatie verschaft aan mensen met nierfalen een hogere levensverwachting/levensverlenging dan nierdialyse. En daarnaast ook nog eens een veel betere kwaliteit van leven. Een dieet hoeft niet meer gevolgd te worden en ook krijgt iemand z'n bewegingsvrijheid al snel volledig terug. Bovendien is het, op lange termijn, voor de samenleving veel goedkoper, want een niertransplantatie kost evenveel als een jaar dialyseren. Jammer genoeg is echter ook een niertransplantatie niet een oplossing die geldt voor onbeperkte duur. Voor elke patiënt ligt het weer anders maar uiteindelijk wint ook hier de dood het van het leven. In de informatie over dit onderwerp wordt dit feit meestal niet genoemd.

Het duurt, gemiddeld, ongeveer 10 tot 12 jaar voordat patiënten, met een donornier die afkomstig is van een overleden persoon, opnieuw dialyse of een niertransplantatie nodig hebben; dit vanwege 'slijtage' van de donornier - de nierfunctie is dan minder dan 10 procent geworden - of door afstoting. Hetgeen vanzelfsprekend enkel van toepassing is als de patiënt die zware terugslag (die vaak gepaard gaat met allerlei ander medisch onheil) overleefd heeft.

Met een nier van een nog levende donor, vaak een familielid, liggen de cijfers wat betreft levensverlenging een stuk hoger: gemiddeld zo'n 20 tot 25 jaar. Ook het feit of er vooraf wel of geen sprake is geweest van nierdialyse is sterk van invloed op de levensverwachting van de patiënt na een niertransplantatie. Hoe langer de periode van dialyse, hoe korter gemiddeld de levensverlenging.

 



Levensduur

Zoals ik hierboven al vermeldde heeft elke donornier een beperkte levensduur maar die van May Khoen - afkomstig van een overleden (Duitse) donor en getransplanteerd na 2,5 jaar nierdialyse - functioneerde na bijna 32 jaar nog steeds op een 'voldoende' niveau (de nierfunctie was nog net niet tot onder de 10 procent gedaald), dus veel langer dan het, voor haar specifieke categorie van getransplanteerden geldende, gemiddelde van 10 tot 12 jaar. Wat op zich natuurlijk zeer positief was.

De andere kant van de medaille was echter wel dat we, na ongeveer 15 jaar (daar lag de mediaan in haar geval), in toenemende mate rekening begonnen te houden met de mogelijkheid dat het zomaar ineens afgelopen kon zijn, hetgeen met een evenredig groeiende hoeveelheid stress gepaard ging; helemaal toen er na verloop van tijd van May Khoen's 'transplantatie-lichting' van 1984/1985 vrijwel niemand meer in leven was.

Gedurende de laatste tien jaar van haar leven kreeg ze bovendien ook nog eens te maken met allerlei aandoeningen, veroorzaakt door de cocktail van zware medicijnen die ze dagelijks moest slikken, en eveneens met een sterk dalend energieniveau. Op het laatst was er van haar immuunsysteem niets meer over, een ziekte als kanker kon zich hierdoor in razend tempo door haar lichaam verspreiden. De operaties die ze onderging om dat proces te stoppen mochten helaas niet baten. Drie maanden na de diagnose overleed ze.


©Huub Drenth




May Khoen en ik, Zweden 2011.



https://www.nierstichting.nl/leven-met-een-nierziekte/feiten-en-cijfers/
https://www.nieren.nl/bibliotheek/91-wat-is-niertransplantatie/161-voor-en-nadelen-van-niertransplantatie

Zie ook mijn post over de ontmoeting van May Khoen met onze huisarts.


donderdag 1 oktober 2020

Outbreak management

 

 


In de keuken

Nog steeds is 1 oktober voor mij best wel een bijzondere datum want op die dag werd Khoen in 1984 'getransplanteerd'. Nieuwe tijden braken aan. Nieuwe kansen. Maar ook was er de spanning van de mogelijkheid dat het helemaal mis zou gaan. Dus ongeveer net zoals veel mensen op dit moment de corona-situatie ervaren, want een paar dagen geleden maakte Mark Rutte melding van een nieuwe naderende besmettingsgolf. Verscherpte maatregelen werden aangekondigd, het kleine beetje vrijheid dat er de afgelopen maanden was ontstaan is daardoor grotendeels alweer verloren gegaan. Gisteren werden die maatregelen nog verder aangescherpt (mondkapjes in alle binnenruimtes is thans ineens het advies), dus misschien zijn we binnenkort weer helemaal terug bij af. En precies dat vormde toen Khoen's grootste angst: dat haar lichaam de nier af zou stoten en alles weer teruggedraaid zou worden. Dus dat ze opnieuw de kooi van uitputting, uitsluiting en andersoortige ellende in moest. En daar leek het aanvankelijk ook even op maar gelukkig kon dat rampzalige scenario door haar artsen tijdig afgewend worden.

Hoe leef je in een huis met alleen maar kamers vol herinneringen? Ik heb er nog altijd geen duidelijk antwoord op. Ik woon bij wijze van spreken nog steeds veilig in de keuken, al die andere deuren blijven potdicht. Ik weet precies wat er in die kamers te vinden is maar dat wil niet zeggen dat ik zomaar naar binnen kan. De tijd moet er rijp voor zijn. Net zoals ik.

Soms neemt iets of iemand je bij de hand en dan maak je behoedzaam een deur open. Zet je voorzichtig de eerste stap. Daar is moed voor nodig. En goddelijke genade. En, niet te vergeten, troost en inspiratie van mensen als Joe Bonamassa en Beth Hart.


©Huub Drenth


Khoen op haar nieuwe fiets, Stadspark zomer 1982



donderdag 17 september 2020

The Kwee Family of Ciledug

 

Pompeï
In mijn rol als onderzoeker naar May Khoen's familieverleden voel ik me vaak meer een archeoloog dan een historicus. Ik leg de spaarzame resten van, doorgaans moeilijk te interpreteren, sociale structuren bloot, daar komt het op neer. Op het leven dat zich ooit binnen die structuren heeft afgespeeld heb ik geen zicht, en die illusie koester ik ook niet. Daarvoor is alles te 'anders' en te onvolledig. Te ver weg bovendien, zowel in afstand als in tijd. Het is een soort Pompeï waar ik naar zit te kijken: een wereld zonder de alledaagse geluiden en geuren van weleer; de laatste overblijfselen van een tijdperk waar vrijwel geen persoonlijke getuigenissen van bekend zijn, een kerkhof louter bestaand uit namen en wat foto's. De cultuur die al die mensen ooit met elkaar verbond is inmiddels volledig verloren gegaan, hetgeen het duiden van het geringe feitenmateriaal waarover ik beschik ook nog eens veel ingewikkelder maakt. Toch doe ik geregeld bijzondere ontdekkingen. Mijn aanvankelijke beeld heb ik daardoor al menig keer grondig bij moeten stellen want voortdurend blijkt het heel anders te zijn (geweest) dan ik dacht. HD

 



Djatipiring

The Kwee Family of Ciledug, het boek waarvan hierboven een afbeelding te zien is, verscheen in december 2018.*1 Het is een echte eye opener wat betreft de leefstijl van een upper class peranakan-Chinese (extended) familie in de eerste helft van de twintigste eeuw, met de focus op de levens van drie broers en hun zus. Het werd geschreven door Peter Post, als senior-onderzoeker verbonden aan het NIOD, in samenwerking met May Ling Thio, geassocieerd onderzoeker bij het NIOD. De inhoud van het boek is gebaseerd op de gigantische foto- en filmcollectie van de familie Kwee, tot begin jaren dertig eigenaar van de suikerfabriek Djatipiring in Ciledug, een dorp ongeveer 25 kilometer ten zuidoosten van Cirebon. Meerdere generaties Kwee woonden in villa's op het terrein van de onderneming, die tot 1924 werd geleid door Kwee Keng Liem en daarna door drie van zijn zonen. Alleen al op het wooncomplex liep vijftig man/vrouw personeel rond maar behalve puissant rijk was de familie ook zeer vooruitstrevend. De opvoeding van de kinderen was op moderne leest geschoeid en vrouwen genoten een grote mate van vrijheid. Ze hielden zich bezig met (westerse) mode maar waren ook actief op het vlak van vrouwenemancipatie.

Tegelijkertijd was de familie, via allerlei huwelijkslijnen, verbonden met het hele Javaanse Cabang Atas-netwerk en onderhielden ze nauwe betrekkingen met verscheidene Javaanse adellijke geslachten. In augustus 1929 bracht koning Prajadhipok (Rama VII) van Siam, het huidige Thailand, samen met zijn vrouw Rambhai Barni, een bezoek aan de onderneming Djatipiring, een niet onbelangrijk memorabel feit. De villa in Lingaddjati, waar in november 1946 over een akkoord werd onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en van de (nog niet erkende) Republik Indonesia, was eigendom van de familie, dus ook bij die historische gebeurtenis waren ze prominent aanwezig.*2 Het toeval wil dat Kwee Zwan Ho, de jongste van de drie broers die de onderneming in de jaren twintig runden, de vader was van Kwee Kiem Toen (1929 - 2014), Kwee Lee Sioe Nio (1926) en Kwee Lee Giok Nio (1930 - 1990), en dat die laatste twee in hun volwassen leven respectievelijk May Khoen's tante Irene en tante Giok zouden worden.

 

De koning en koningin van Siam bezoeken Djatipiring.

Semarang

In mijn post van 7 september jl. behandelde ik de Tan-lijn in May Khoen's voorouderlijke geschiedenis.*3 Die lijn bleek uitzonderlijk kort te zijn, verder dan overgrootvader Tan Tjiauw Bo ging het niet. Van hem waren bovendien alleen zijn naam, geboortejaar en sterfdatum bekend; in combinatie met zijn foto vormde dat de hele biografie. Voor May Khoen's grootvader Tan Hway An gold min of meer hetzelfde, al kregen we bij hem wel iets meer inzicht in de wijze waarop hij in z'n levensonderhoud had voorzien. Door het pad van de moderne techniek in te slaan had hij aansluiting gevonden bij tal van nieuwe maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Overgrootvader Oei Djie Sien, de vader van haar grootmoeder Oei Mien Nio, was weliswaar in het eerste kwart van de twintigste eeuw een invloedrijk persoon in de Semarangse peranakan-gemeenschap geweest maar ook van zijn voorouders ontbrak verder elk spoor.

May Khoen's vader had nooit iets verteld over zijn mannelijke voorouders en ik begon te begrijpen waarom dat het geval was geweest: er viel simpelweg niet veel te vertellen (waarbij aangetekend dient te worden dat hij ook over zijn vrouwelijke voorouders nooit mededelingen had gedaan). Haar moeder was al op relatief jonge leeftijd overleden, van haar had ze evenmin ooit iets over de familiehistorie gehoord. May Khoen's oma liet zich sowieso nooit ergens over uit tegen haar kleinkinderen en had met die houding de toegang tot zowel de Oey- als de Ko-afstammingslijnen altijd adequaat weten te blokkeren. Het verleden was bovendien ook in fysieke zin een volstrekt ontoegankelijk gebied geweest, omdat al die voorouders in Nederlands-Indië hadden geleefd, terwijl May Khoen in Nederland en op Aruba was opgegroeid. Voeg daar het vertrek, eind jaren zeventig, van haar vader Tan Swie Tong naar Amerika nog aan toe en het (nogal lege) plaatje is min of meer compleet.

 

Oprijlaan van Kwee Zwan Lwan's villa in Lingaddjati, 1928.
 

Opwaartse sociale mobiliteit

Toch valt er wel het een en ander te destilleren uit de gegevens die beschikbaar zijn. Wat bijvoorbeeld opvalt is dat alle mannen in de Tan-lijn zijn getrouwd met vrouwen uit 'voornamere' families. Waarmee ik bedoel dat al die vrouwen over veel langere afstammingslijnen beschikten, een indicatie dat ze stuk voor stuk deel uitmaakten van families die tot de peranakan-elite behoorden. Het komt erop neer dat Tan Tjiauw Bo, Oei Djie Sien en Tan Hway An allemaal zijn 'ingetrouwd' in oude gerespecteerde lineages, door uithuwelijking vanzelfsprekend.

En het gaat nog verder: ook voor May Khoen's vader en twee van zijn broers blijkt die regel op te gaan, maar dan wel met het verschil dat er in hun geval geen sprake van uithuwelijking is geweest (instemming van de ouders was vanzelfsprekend wel noodzakelijk). Om precies te zijn: May Khoen's vader Tan Swie Tong trouwde met Betty Oey Kiem Liang, een nazaat van Oeij Ing Soan, Kapitein der Chinezen in Pekalongan (en eveneens een nazaat van Tan Tjoen Tiat, Majoor der Chinezen in Batavia, zie mijn post van 13 juni jl.), en zijn broers Tan Soei Tjing en Tan Swie Siang trouwden beiden met vrouwen (zussen) die behoorden tot de, zeer hoog in de Cabang Atas-rangorde genoteerde, Kwee familie van Ciledug. Aangezien binnen de peranakan-elite het principe gold dat 'geld altijd trouwde met geld' - waarbij materiële rijkdom ook symbool stond voor macht, prestige en status - vormt dit een indicatie voor de sociale laag waartoe de nakomelingen van Tan Tjiauw Bo en Tan Hway An waren gaan behoren, maar waaruit tevens de conclusie kan worden getrokken dat het oude 'huwelijks-mechanisme', dat eeuwenlang de sociale stratificatie gereguleerd had binnen de Chinese peranakan-gemeenschap op Java, na de Tweede Wereldoorlog sterk aan betekenis had ingeboet. Je zou daarom net zo goed kunnen stellen dat de Kwee's kennelijk op het niveau van de Tannen waren terechtgekomen. Met andere woorden: er waren duidelijk nieuwe tijden aangebroken.*4

 

Bandung 1948.

Bandung

De verbindende factor tussen de twee, totaal van elkaar verschillende, werelden van de families Tan en Kwee heet 'Bandung' (ook wel 'het Parijs van Java' genoemd). In 1931 verkochten de gebroeders Kwee hun suikerfabriek, daartoe min of meer gedwongen door de wereldwijde economische crisis. Kwee Zwan Ho, de vader van May Khoen's tante Irene en tante Giok, verhuisde daarna met vrouw en kinderen naar een villa in Lingaddjati, gelegen op de koele helling van een vulkaan ten zuiden van Cirebon, een locatie waar z'n oudste broer Zwan Lwan zich al eerder gevestigd had. Zwan Liang, de andere broer, betrok een riante behuizing in Bandung en ging met zijn vrouw Roos (Liem Hwat Nio, afgebeeld op de cover van het boek) deel uitmaken van de elite aldaar. Toen Irene in 1938 de leeftijd had bereikt om naar de HBS te gaan besloot Kwee Zwan Ho om met zijn gezin eveneens naar Bandung te verhuizen. In 1942 bezetten de Japanners de stad maar het lukt de Kwee's om de oorlogsperiode zonder kleerscheuren door te komen, evenals de chaotische jaren die erop volgen.

In Bandung staat ook de Technische Hogeschool waar Irene en haar broer Kwee Kiem Toen (en ook hun neef Kwee Kiem Han) zich in 1947 laten inschrijven. Evenals Tan Soei Tjing, May Khoen's oom (die dan nog Tan Swie Tjing heet). Waarschijnlijk hebben Irene en Soei Tjing elkaar daar voor het eerst ontmoet. Een paar jaar later vertrekt Kwee Kiem Toen naar Nederland om in Delft werktuigbouwkunde te gaan studeren.*5 In 1951 doet Tan Soei Tjing dat eveneens, hij is dan reeds getrouwd met Irene en ook zij reist mee. Omstreeks diezelfde tijd is Soei Tjings broer, Tan Swie Siang, in Bandung eerstejaars student elektrotechniek en komt dan, welhaast onvermijdelijk, Irene's zus Giok tegen, waarmee hij zich in december 1953 verlooft. Ook deze ontmoeting van een Tan en een Kwee resulteert dus in een huwelijk.

 

De voltallige Kwee-familie van Ciledug in 1935, met Irene (18) en Giok (20).

Nieuwe inzichten

Op de volledige inhoud van het zeer gedetailleerde boek over de familie Kwee van Ciledug kan ik in dit verband niet al te diep ingaan, aangezien de Kwee's geen deel uitmaken van de voorouderlijke lijnen van May Khoen, ook al is er op het niveau van neven en nichten natuurlijk sprake van bloedverwantschap. Anderzijds is het wel zo dat het boek nieuw licht werpt op de verhoudingen tussen de leden van de Tan-familie, een nogal losse constellatie van personen, uiteindelijk woonachtig in Nederland (4, waarvan 1 later naar USA), Duitsland (3), Indonesië (1) en Australië (1), waarbinnen oom Soei Tjing min of meer de leidersrol vervulde. Hetgeen, naar nu blijkt, niet alleen te maken had met het feit dat hij de oudste was.

Afgezien van dit inzicht deed ik echter nog meer ontdekkingen door het lezen van het boek. Als gevolg van de toenemende politieke en economische repressie verlieten in de jaren vijftig en zestig steeds meer etnische Chinezen Indonesië. Dat gold niet alleen voor de Tannen maar ook voor de Kwee's. Eind jaren zestig woonden Kwee Zwan Ho en zijn vrouw Tan Ing Nio, alsmede hun drie kinderen (waaronder Irene en Giok) en negen kleinkinderen, inmiddels allemaal in Nederland. Evenals Zwan Ho's zus Der Tjie, haar man Han Tiauw Bing, en schoonzus Roos, sinds 1959 weduwe van broer Zwan Liang.*6 En ook zo'n beetje al die hun nazaten (oudste broer Zwan Lwan was overleden in 1947, zijn weduwe en dochter bleven in Indonesië). Bijna de gehele extended family Kwee van Ciledug was dus naar Nederland geëmigreerd. Toen ik dat ontdekte liepen de rillingen over mijn rug. Het impliceerde namelijk dat May Khoen's neefjes en nichtjes in Nederland een hele 'normale' jeugd hadden gehad, ingebed in een netwerk van grootouders, ooms, tantes, neven, nichten en andere bloedverwanten. Hun identiteit had dus altijd deel uitgemaakt van 'een groter familie-geheel'. En juist dat gevoel had May Khoen tijdens haar jeugd, in allerlei opzichten, moeten missen.


©Huub Drenth



De suikerfabriek Pangka in de residentie Tagal, omstreeks 1869.

*1 Peter Post and May Ling Thio, The Kwee Family of Ciledug - Family, Status, and Modernity in Colonial Java. Volendam 2018.

Zie voor een samenvatting van het boek: https://brill.com/view/journals/bki/175/4/article-p592_14.xml?language=en

Op 11 december 2018 vond, onder grote belangstelling, de presentatie van het boek plaats in academisch-cultureel podium Spui 25, te Amsterdam. Ook May Khoen's tante Irene, toen inmiddels 92, was hierbij aanwezig. De presentatie ging gepaard met een klein symposium, integraal te zien op: https://www.facebook.com/watch/live/?v=299972780636269&ref=watch_permalink

*2 De Nederlandse delegatie, bestaande uit Schermerhorn, Van Poll en De Boer, werd ondergebracht in een van de villa's die oudste broer Kwee Zwan Lwan in Lingaddjati bezat. Het verblijf lag ongeveer honderd meter verwijderd van zijn woonhuis waar, in een naastgelegen villa, de Indonesische onderhandelaar Sjahrir en zijn mensen logeerden. In de villa die de Nederlanders hadden betrokken vonden de politieke besprekingen plaats, onder leiding van Lord Killearn. In de residentie van Kwee Zwan Lwan gebruikten allen, inclusief de aanwezige Britten (die in een nabijgelegen hotel verbleven), gezamenlijk de maaltijden. Lt. Gouverneur-Generaal Van Mook, die ook bij de besprekingen aanwezig was, bracht de nachten elders door omdat Lingaddjati in door 'rebellen' gecontroleerd gebied lag. Zie ook: https://www.anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/373/Linggadjati

*3 Zie: https://maykhoentan.blogspot.com/2020/09/may-khoens-voorouders-deel-10.html

 *4 Op pagina 223/24 geeft Post een verklaring voor deze opvallende verschuiving die, volgens hem, in gang treedt als in de jaren dertig, door de wereldwijde economische crisis, veel Javaanse, peranakan-Chinese, upper class families te maken krijgen met gigantische financiële verliezen (en soms zelfs bankroet gaan): "This also influenced their marriage alliances. Strategic alliances based on assets were replaced by family alliances based on a Western (Dutch) education and a mutual Western orientation. Prospective partners should preferably belong to families with equal status, and a similar lifestyle and world-view. Belonging to a traditional Chinese officer's family provided the necessary status, particularly if the family could boast a close connection with the Javanese aristocracy and the Dutch ruling elite."

Met deze laatste 'status'-kwalificaties refereert Post aan de situatie die bestond in het decennium voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en dus niet aan de totaal veranderde sociale en politieke verhoudingen na de capitulatie van Japan. Persoonlijk denk ik dat die kentering al rond 1900 had ingezet, hetgeen met name te maken had met de afschaffing van het pachtstelsel en de daarmee verbonden neergang van het systeem van Chinese officieren. Ook ging in 1901 de 'Ethische politiek' van start - die tot doel had belangrijke maatschappelijke veranderingen in de kolonie te bewerkstelligen - welke vooral op het gebied van onderwijs voor niet-Europeanen grote gevolgen zou hebben. Hierover meer in deel 13 van mijn serie over May Khoen's voorouders. HD

*5 Vanwege de grote toeloop van (meestal Chinese) studenten uit Indonesië in Delft na de oorlog moesten deze, om toegelaten te worden, in het bezit zijn van een getuigschrift van academische bekwaamheid van de TH Bandung (mogelijk de propedeuse, HD). Dit gold eveneens voor bèta-studies aan sommige andere universiteiten. Ook May Khoen's vader, Tan Swie Tong, studeerde in de tweede helft van de jaren veertig in Bandung, maar over de details daarvan is weinig bekend. Wel zijn er een paar foto's uit die tijd.

 

 

*6 Een interview met Kwee Kiem Han, de zoon van Kwee Zwan Liang die de foto's en films in bewaring had, is te lezen in het maandelijkse digitale orgaan van de Haagse Bloemenwijk Wijkwijs (van januari 2019, pagina 8).

Zie ook mijn serie artikelen over May Khoen's voorouders, te beginnen bij: https://maykhoentan.blogspot.com/2019/07/de-voorouders-1.html
Eveneens interessant: https://maykhoentan.blogspot.com/2019/08/de-voorouders-deel-2_5.html