zaterdag 27 juli 2019

May Khoen's voorouders ~ deel 1




Bronnen van onderzoek

Hierboven is een deel van May Khoen's stamboom te zien, om precies te zijn: de lijn van haar vader (klik op de afbeelding). Verder dan haar overgrootouders gaat die lijn op dit moment nog niet, maar het is absoluut niet uitgesloten dat daar in de toekomst verandering in komt. In de meeste families loopt immers wel iemand rond die het leuk vindt om in stoffige archieven of in verre oorden genealogisch speurwerk te verrichten teneinde daarvan kond te doen aan de wereld.*1 In May Khoen's familie is die positie helaas nog steeds vacant, derhalve neem ik die taak voorlopig maar even op me, ook al ben ik, wat ze in Indonesië noemen, een 'belanda', dus per definitie een buitenstaander.

Een burgerlijke stand zoals die in Nederland functioneerde - eerst op kerkelijk, en vanaf 1811 op gemeentelijk niveau - bestond in Nederlands-Indië niet, niet voor de niet-Europese bevolking althans, dat pad kan dus niet ingeslagen worden. Ik beschik weliswaar over een aantal concrete uitgangspunten, in de vorm van boeken, foto's en documenten, maar ik verwacht dat de resultaten van zoekmachines als Google en Delpher de belangrijkste bronnen van informatie zullen gaan vormen voor het onderzoek dat nu van start gaat. Naast vanzelfsprekend mijn eigen sociale en academische netwerken, evenals de gesprekken die ik door de jaren heen gevoerd heb met 'ooggetuigen'. Ook sluit ik niet uit dat lezers van deze blog met interessante aanvullingen of correcties op mijn bevindingen gaan komen.

Het is me inmiddels al wel duidelijk geworden dat mijn exploraties zich voornamelijk op het eiland Java zullen afspelen, dus in een relatief klein gebied, wat zonder meer als een gunstige bijkomstigheid valt te beschouwen. Niet in het minst omdat May Khoen en ik in december 1995 het zeer dichtbevolkte Java, al backpackend, bezocht hebben en ik daardoor ook uit eigen herinneringen kan putten wat betreft het klimaat, het landschap en de manier van leven in dat deel van Indonesië.

 

De Kong Koan

May Khoen's familie, zowel van vaders- als van moederskant, is afkomstig uit Semarang, een belangrijke havenstad aan de noordkust van Midden-Java, en daar bestond, in ieder geval vanaf 1835, wel iets dat als een Chinees bevolkingsregister beschouwd kon worden. In dat jaar werd in die stad namelijk, in navolging van Batavia en Soerabaja, een Chinese Raad opgericht, 'Kong Koan' geheten. Helaas is het archief daarvan tijdens het interbellum van de vorige eeuw verloren gegaan, mogelijk doordat iemand de waarde er niet van onderkende en het heeft opgestookt. Of omdat die persoon niet wilde dat bepaalde informatie algemeen bekend zou worden, dat kan natuurlijk ook.*2

In feite was de Kong Koan een, nauw met het koloniale gouvernement samen-werkende, officiële instantie die fungeerde als lokaal bestuur, rechtbank en burgerlijke stand van de Chinese gemeenschap in Semarang. Al die registraties, verslagen en verhalen zijn dus in rook opgegaan, hetgeen voor historici nog steeds een ware nachtmerrie moet zijn. Het Kong Koan-archief van Batavia (nu Jakarta) bestaat nog wel en daar wordt tegenwoordig in Leiden uitgebreid onderzoek naar gedaan, onder andere door wetenschappers uit China. Als het een beetje meezit valt er misschien ook in dat archief informatie te halen over voorouders van May Khoen.*3


Voorouderverering

 

De Chinese gemeenschap op Java bestond traditioneel voor het merendeel uit aanhangers van het Chinese volksgeloof, waarbij de nadruk zowel op rituele vormen van het boeddhisme als het taoïsme kon liggen. De contemplatieve varianten kwamen er niet voor. Pas in de twintigste eeuw begon men over te gaan tot het christendom. Het betrof dan vooral de families die qua opleidingsniveau en leefstijl al in sterke mate georiënteerd waren op de Europese cultuur en meestal de status van 'met Europeanen gelijkgesteld' hadden verworven.*4a-b De traditionele voorouderverering en het bezoek aan Chinese tempels werd door de bekering meestal losgelaten en dat betekende dat er letterlijk sprake was van een breuk met het verleden. Dit omdat er een einde kwam aan de oude begrafenisrituelen en het bijzetten van vooroudertabletten in het huisaltaar of de citang van de familie, waar soms de namen, data en lotgevallen van vele generaties lagen opgeslagen. Voor historici of genealogen wederom niet bepaald goed nieuws, gezien vanuit hedendaags perspectief.

Al met al zou het dus heel goed kunnen dat het verloren gaan van de archieven van de Semarangse Kong Koan, en het opgeven van de traditionele voorouder-verering, belangrijke oorzaken vormen van de korte afstammingslijn die hierboven te zien valt. Het zou echter ook kunnen dat er in Semarang wel degelijk een plek te vinden is, zoals bijvoorbeeld de Tan Clan-tempel (Hwie Wie Kiong/Wee Whee Kiong), waar die vooroudertabletten nog wel aanwezig zijn, maar dat de kennis daarvan bij de huidige generaties van nazaten simpelweg ontbreekt.*5


 ©Huub Drenth




Tan Hway An  1901 - 1965

Oei Mien Nio  1903 - 1976






Tan Tjiauw Bo  1880 - 1960

Goei Lien Nio   1882 -     ?






Oei Djie Sien  1879 - 1931

Sih Ing Nio     1882 - 1960 





*1 (Dr.) Patricia Tjiook-Liem, een achterachternicht van May Khoen, die ik op het spoor kwam via de lijn van May Khoen's overgrootmoeder Sih Ing Nio, heeft onderzoek gedaan naar betovergrootvader Sih Khay Hie, zowel in Indonesië als in China. Haar bevindingen heeft ze in een boek gepubliceerd: Sih Khay Hie, een firma en een familie. Zie ook mijn post van 8 december 2019 over Sih Khay Hie.

*2 De enige kennis over de inhoud van het archief van de Semarangse Kong Koan ontlenen we aan het boek Riwajat Semarang van de journalist en historicus Liem Thian Joe, uitgegeven in 1933. Niet lang na zijn onderzoek is het archief spoorloos verdwenen. Het in het Maleis geschreven boek is nog steeds te koop maar een Nederlandse of Engelse vertaling bestaat er, bij mijn weten, niet. Wel is er een online versie (zie boven).


*3 Het radiopramma OVT besteedde op 23 september 2001 aandacht aan de geschiedenis van de Bataviase Kong Koan. In 2011 promoveerde Chen Menghong op het onderwerp.

*4a Voor een uitgebreide juridische uitleg van 'gelijkstelling' zie: http://www.tongtong.nl/indische-school/contentdownloads/tjiook_09web.pdf

*4b May Khoen's moeder Oey Kiem Lian werd op 24 december 1933 gedoopt - ze was toen negen jaar oud - waarbij ze officieel toetrad tot de rooms-katholieke kerk. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat de familie van de moeder van haar moeder, (Nel) Ko Kiong Nio, al minstens dertig jaar eerder lid geworden was van die kerk, dus waarschijnlijk hing de Oey-tak tot dan toe nog steeds een 'Chinese' geloofsrichting aan.

*5 Zie mijn post van 7 september 2020. Daarin besteed ik onder meer aandacht aan de vorm van bloedverwantschap die in de culturele antropologie 'lineage' wordt genoemd, een belangrijk regulerend principe in de verspreiding van de inwoners uit Fukien/Fujian in Zuid-Oost Azië. Ook ga ik in die post dieper in op de maatschappelijke achtergronden van Tan Tjiauw Bo, Oei Djie Sien en Tan Hway An.

Voor meer specialistische informatie over dit onderwerp zie: Kwee Hui Kian: Cultural strategies, economic dominance, The lineage of Tan Bing in nineteenth-century Semarang, Java. Verschenen in: Linking destinies, Trade, towns and kin in Asian history (Eds.: Peter Boomgaard, Dick Kooiman, Henk Schulte Noordhold; Leiden 2008, pag. 197 - 213). 

Chinees tempeltje in Nederlands-Indië.


Dit was deel 1 van May Khoen's voorouders.

Zie voor deel 2: https://maykhoentan.blogspot.com/2019/08/de-voorouders-deel-2_5.html


zondag 21 juli 2019

Beetje rare dag vandaag

 




Yodeling Khoen

Vandaag zou May Khoen 67 zijn geworden. Als ik erover nadenk is dat best een ingewikkeld iets. Vier jaar geleden is het alweer dat ze voor het laatst haar verjaardag vierde. Toen werd ze 63. Ze was acht maanden ouder dan ik maar ik heb haar inmiddels allang ingehaald. Een jaar voordat ze stierf kwam mijn vader te overlijden en die was 96. Khoen zelf had er vrede mee, aan die gedachte klamp ik me maar vast. Sommige blaadjes waaien al in de lente van de boom, terwijl andere, geel en verweerd, zelfs in guur winterweer nog niet loslaten. Zo werkt het nou eenmaal in de natuur. Zij had het begin van de herfst gehaald en dat vond ze al heel wat. Want daardoor had ze in ieder geval de zomer meegemaakt. Onderstaand filmpje laat zien wat voor hilarisch persoon ze kon zijn. En wat voor aanstekelijke lach ze had. Het is gemaakt op 11 juli 2006 toen ze met een aantal familieleden een reis, met een busje, van Dallas naar Las Vegas maakte.

 


 

21 juli 1953

Er bestaan ook filmbeelden van May Khoen's allereerste verjaardag. Die vond plaats in de Rustenburgerstraat in Amsterdam waar het jonge gezin toentertijd woonde. De opnames zijn gemaakt door haar vader die amateurfilmer was. In het filmpje zijn, behalve May Khoen en haar moeder, ook haar zusje May Ling en haar oma te zien. En natuurlijk de verjaarsvisite. May Ling is het meisje in het lichte jurkje, voor alle duidelijkheid. May Khoen's moeder en oma zijn bezig in de keuken, waarschijnlijk al een paar dagen. Bami is trouwens nog steeds een traditioneel gerecht op verjaardagen in Chinees-Indische families, omdat de slierten symbool staan voor een lang leven.

 


Rustenburgerstraat 326

Op 7 februari 2015 stond Khoen, voor het eerst sinds ruim 56 jaar, weer voor het huis in De Pijp waar ze geboren was. Daarmee was de cirkel van haar leven als het ware rond. Ze had die dag met haar tantezeggers Koen en Anne afgesproken en wilde graag nog eens terug naar die voor haar zo speciale plek, voordat ze in restaurant Ctaste* aan de Amsteldijk zouden gaan eten. Ze herkende het huis niet, tot haar ontsteltenis. Ze was totaal vergeten dat de ramen een boog hadden en vroeg zich zelfs af of het wel het juiste pand was, ook omdat alles er zo 'nieuw' uitzag. Uit oude opnamen bleek echter dat dit wel degelijk het goede adres was, dus waarschijnlijk had de pui gewoon een grondige schoonmaakbeurt gehad.


 

©Huub Drenth

* De Amsteldijk ligt vlakbij de Rustenburgerstraat. Het daar gevestigde restaurant Ctaste wordt gerund door mensen die blind zijn. Men eet er in het pikkedonker, hetgeen vanzelfsprekend nogal hilarisch is. Khoen was duidelijk haar leven aan het afsluiten en vond het erg belangrijk om aan Koen en Anne nog deze 'onvergetelijke herinnering' mee te geven.

Filmbeelden: Max Sigander, Tan Swie Tong
Muziek: Shigeru Umebayashi (George's waltz)


De Locomotief, Semarang 24 juli 1952


maandag 15 juli 2019

Noem de liefde liever niet





Dinsdag 15 juli 2008

was een beetje een miezerige dag. En precies op die dag togen May Khoen en ik, in het gezelschap van een vriend en een vriendin die als getuigen op zouden treden, naar het stadhuis op de Grote Markt. Om ons aldaar, na een relatie van meer dan 30 jaar, officieel als partners te laten registreren. We waren ervan uitgegaan dat het om een louter administratieve handeling ging maar dat bleek allesbehalve het geval te zijn. Door een bode werden we naar de trouwzaal gedirigeerd, alwaar we bij de deur opgewacht werden door een vriendelijke ambtenaar van de burgerlijke stand, gehuld in een grijze toga.*1

De beste man was beter voorbereid dan wijzelf, en ook niet van plan om van het protocol af te wijken, en zo kwamen we dus in een heuse huwelijksceremonie terecht met jawoord, toespraak en de gebruikelijke heilwens ter afsluiting. Het probleem was echter dat we daar niet stonden met de bedoeling om samen een lang en gelukkig leven te gaan leiden maar juist omdat we vreesden dat het binnenkort met onze relatie gedaan zou zijn. Want ook aan de voorspoed van een geslaagde niertransplantatie komt op een gegeven moment onherroepelijk
een einde. In het jaar daarvoor waren Khoen's gezondheid en energieniveau in snel tempo beginnen te verslechteren - als gevolg van het jarenlange gebruik van medicijnen die haar immuunsysteem onderdrukten - en we beseften maar al te goed dat dit betekende dat de laatste etappe was aangebroken.*2

Onze relatie was altijd op vriendschap en wederzijds vertrouwen gebaseerd geweest, niet op irreële beloften. De goedbedoelde woorden van de ambtenaar waren dan ook amper aan ons besteed. De dood wenkte en een geregistreerd partnerschap bleek de snelste manier te zijn om heel veel zaken in een klap te regelen. Deden we dat niet dan zou Khoen's vader, die op dat moment al bijna 30 jaar in Amerika woonde, haar wettelijke erfgenaam zijn, mocht ze onverhoeds komen te overlijden, en een dergelijk scenario zagen we allebei niet zitten. Al helemaal niet omdat hij in 1979, twee jaar nadat ze ernstig ziek was geworden, doodleuk op het vliegtuig naar LA was gestapt en zich daarna vijftien jaar niet meer in Nederland had laten zien (zonder daarover ooit uitleg te geven, of z'n excuses aan te bieden omdat hij haar zo gruwelijk in de steek gelaten had).*3



Juli 1982. Khoen aan het (thuis)dialyseren, ik assisteer haar daarbij.

Begin jaren tachtig, toen er een grimmig economisch en politiek klimaat heerste en het land in de greep van werkeloosheid en bezuinigingen verkeerde, was Khoen gedwongen geweest om een paar keer in de week te dialyseren. Dat had bijna drie jaar geduurd. Aangezien iedereen om ons heen nog steeds een soort studentenleven leidde hadden we het grotendeels zelf moeten zien te rooien in die extreme omstandigheden.

En dat was ons wonderwel gelukt. Door al die ervaringen waren we gewend om niet bij de pakken neer te gaan zitten als de een of andere deskundige zei dat iets niet kon. Zo hadden we bijvoorbeeld in 1995 een trip van drie maanden door Zuidoost-Azië gemaakt, terwijl zo'n beetje de hele medische stand dat had afgeraden. Als we vertelden dat we gingen backpacken sloegen ze helemaal steil achterover. Ook hadden we nooit de neiging gevoeld om met elkaar te breken als er eens iemand anders op ons pad verscheen. Immers, we waren jong van geest en niet van steen en door de jaren heen hadden we geleerd dat er wel ergere dingen konden gebeuren.

Op de foto's valt het niet te zien maar ons leven verkeerde op die 15e juli 2008 in een behoorlijke staat van chaos en paniek. Ons schip was aan het kapseizen en zou weldra zinken, daar waren we van overtuigd. Dat dit pas jaren later zou gebeuren hadden we op dat moment nooit kunnen vermoeden. Laat staan dat we daar überhaupt op hadden durven hopen.


©Huub Drenth

 


De beelden zijn in de zomer van 2022 door Dutch Walker gemaakt in de binnenstad van Groningen. Muziek: Alex Roeka.

 

*1 Het geregistreerd partnerschap is een samenlevingscontract dat dezelfde juridische status heeft als een huwelijk. Nederland voerde het geregistreerd partnerschap in op 1 januari 1998, in eerste instantie om een wettige verbintenis tussen twee personen van hetzelfde geslacht mogelijk te maken (het zgn 'homohuwelijk'). De registratie ervan geschiedt door middel van een 'akte van registratie van partnerschap' die opgemaakt wordt door een ambtenaar van de burgerlijke stand. Partners hoeven elkaar niet verplicht het 'ja-woord' te geven en een eventuele scheiding kan men laten afhandelen door een advocaat of notaris (men hoeft dus niet naar de rechter). In Nederland maakt inmiddels zo'n dertig procent van de personen die een wettige verbintenis met elkaar willen aangaan gebruik van deze 'administratieve' mogelijkheid.
*2 Zie voor meer informatie over May Khoen's niertransplantatie, en over het onderwerp in het algemeen, mijn post van 3 oktober 2020.

*3 Zie voor meer details over het verloop van deze eerste vijftien jaar in Amerika mijn post van 26 april 2020 die als titel Tempeh doeloe heeft.


zaterdag 13 juli 2019

Chinees boeddhisme voor beginners





Sinificatie

Het boeddhisme werd in China in de eerste eeuw na Chr. geïntroduceerd, zes eeuwen voor de komst van het christendom en de islam. Van deze drie godsdiensten is het boeddhisme de enige die de Chinese cultuur en samenleving wezenlijk heeft beïnvloed. Boeddhistische iconen ondergingen sinificatie en kregen een plaats in het pantheon van het Chinese volksgeloof. De Chinese literatuur en beeldende kunst kent talloze thema's die uit het boeddhisme afkomstig zijn.

In het huidige China beschouwen zo'n 180 miljoen mensen zichzelf als boeddhist.*1 Dat is ongeveer 18 procent van de volwassen bevolking. Was het boeddhisme in de beginperiode vooral het geloof van de aristocratie en de geletterde klasse, later kreeg het overwegend aanhangers onder de lagere (ongeletterde) klassen en de armen. In feite is dat nog steeds zo.

Confucianisme versus boeddhisme

Er was, vanaf het begin, sprake van spanningen tussen de leringen van het Chinese Mahajana-boeddhisme en de opvattingen van het confucianisme. Het respect voor de ouders en de plicht die te verzorgen stond haaks op de vaak van de wereld afgekeerde boeddhistische visie, zeker als een zoon ook nog eens voor een leven in het klooster koos. De loyaliteit aan de kloosterorde kon ook spanningen veroorzaken met de confucianistische opvattingen over de loyaliteit aan de staat. Er was voortdurende kritiek op het niet-productief zijn van boeddhisten in kloosters en op bedelmonniken die zouden leven op kosten van anderen. Zelfs de tonsuur werd gezien als een opzettelijke verminking van het lichaam, dat iemand immers van zijn ouders had ontvangen. Chinese boeddhisten argumenteerden daartegen dat hun respect voor de ouders verder ging dan de confuciaanse plicht van fysieke verzorging, aangezien zij hen ook ondersteunden op de weg naar Verlichting. Bovendien was het hun doel om niet alleen de eigen ouders en verwanten, maar ook de rest van de mensheid, op dat pad te begeleiden. Vanaf de negende eeuw komt het boeddhisme in China echter steeds meer in een repressief politiek klimaat terecht en begint de elite er zich, onder druk van de staat, van af te keren.




Verschillende scholen

Tot in de achtste eeuw ontwikkelden zich een aantal boeddhistische scholen. In de beginfase waren dat vooral scholen die een vorm van scholastiek ontwikkelden die vrijwel geheel gewijd was aan een specifieke tekst die beschouwd werd als het meest gezaghebbende woord van de historische Boeddha. Een andere ontwikkeling was het ontstaan van de opvatting dat Verlichting vooral bereikt kon worden als gevolg van het verrichten van 'goede daden' in de vorm van het ondersteunen van de bouw van tempels en het (laten) schrijven en kopiëren van heilige teksten.

Chán/Zen

Vanaf de zevende eeuw kwam daarop een reactie in de vorm van het Chán-boeddhisme (in Japan Zen-boeddhisme genoemd) dat betoogde dat de essentie van het boeddhisme niet in het bestuderen van teksten lag, maar in meditatie.*2 De Chán-doctrine ontkende dat Verlichting slechts het resultaat kon zijn van het geleidelijk vergaren van kennis, inzicht en wijsheid. Alleen door meditatie kon Verlichting worden bereikt en dat kon in principe ook nog eens onmiddellijk, dus in een fractie van een seconde. Voorstanders van de meer geleidelijke weg hadden een probleem met Chán, omdat dit naar hun mening de essentie van het boeddhisme ontkende, namelijk dat vooral het streven naar deugdzaamheid en het verrichten van goede daden naar verlichting leidde. Naar hun mening ontkende Chán dat er verschil bestond tussen goed en kwaad handelen. Chán-leraren karakteriseerden de dualiteit tussen deugdzaam en niet-deugdzaam, alsmede iedere vorm van tekstanalyse, als zaken die het bereiken van echte wijsheid juist belemmerden. Volgens hen maakte het niet uit of een wolk wit of zwart is, omdat ze nou eenmaal allebei het zonlicht blokkeren.


Amitabha

 
 

 

Een andere belangrijke school was het Zuiver Land-boeddhisme. Volgens deze overtuiging was het vereren van Amitabha, een van de vijf dhyani-Boeddha's, de beste methode om verlichting te verkrijgen. Dit was mogelijk als men na de dood toegang verkreeg tot het Zuiver Land, ook wel het Westelijke Paradijs genoemd. Verlichting hoeft ook in deze opvatting niet het resultaat te zijn van langdurige studie of uitgebreide meditatie. Amitabha heerst over het Zuiver Land, een soort limbo of voorgeborchte van waaruit, met zijn hulp, verlichting mogelijk is voor iedereen die onrein is (veel negatief karma heeft). Als men maar genoeg in hem gelooft zal men daarheen gaan na het aards bestaan. Dit kan onder meer bewerkstelligd worden door zo vaak mogelijk zijn naam aan te roepen (steeds 108 maal achter elkaar). De gelovige hoeft dan niet alsnog talloze reïncarnaties te doorlopen om de staat van Nirvana te bereiken. Deze richting was van oudsher vooral populair bij de ongeletterde meerderheid van de Chinese boeddhisten en heeft ook tegenwoordig nog steeds veel aanhangers.

©Huub Drenth

*1 Ongeveer 6 miljoen van de boeddhisten in China zijn aanhangers van het Tibetaans boeddhisme (lamaïsme), zij wonen voornamelijk in Tibet en Binnen-Mongolië. Tegenwoordig is er ook onder jonge hoogopgeleide Chinezen in de grote steden belangstelling voor deze richting.

*2 Door de complexiteit van het Chinese schrift, en de tijd die het vergde om het zich eigen te maken, was kunnen lezen en schrijven voorbehouden aan slechts een klein percentage van de Chinese bevolking. In feite zou deze situatie tot het midden van de twintigste eeuw blijven voortbestaan.

Bron: Wikipedia, boeken, artikelen, documentaires, retraites.

Zie ook mijn posts over:

De Chinese volksreligie
Confucianisme
Neo-confucianisme
Taoïsme
 

Khoen in een boeddhistische rotstempel - Laem Thaen, Thailand 1995


woensdag 10 juli 2019

Neo-confucianisme voor beginners



Een Confuciustempel

Het examenstelsel

Het neo-confucianisme is een breed ontwikkelde vorm van het confucia-nistische gedachtegoed waarin onder andere elementen van het taoïsme en het boeddhisme zijn opgenomen. Sedert de tijd van de Song-dynastie (960 - 1279 n.Chr.) tot het einde van het keizerrijk in 1912 heeft deze filosofie het intellectuele leven, evenals de geest van het regeringsapparaat, in de Chinese samenleving gedomineerd. Een belangrijke rol hierin speelde het examenstelsel - de gangbare methode om ambtenaren te rekruteren - dat in principe openstond voor iedereen (van het mannelijk geslacht) die geletterd was en waarbij afkomst dus geen allesbepalende factor vormde. Het bood intelligente lieden een mogelijkheid om carrière te maken binnen de Chinese bureaucratie en legde tegelijkertijd de macht van de adel en het leger, tot in de verste uithoeken van het rijk, enigszins aan banden. Vanaf de Song-dynastie bestond het (staats)examenstelsel grofweg uit drie niveaus: die van de stad/regio, de provincie en het keizerlijk hof/de staat. Ook werd de focus meer en meer gericht op kennis van de teksten van Confucius en zijn navolgers, zoals die door de neo-confucianist Zhu Xi bij elkaar waren gebracht in de zogeheten 'Vier boeken'.

Het neo-confucianisme is een in wezen rationalistische, met name op gedrag en gedragsregels gerichte, filosofie die is gebaseerd op een nieuwe interpretatie van de confucianistische geschriften uit de periode van de Zhou-dynastie, dus uit de periode van de eerste driehonderd jaar na Confucius' dood (in 479 v.Chr). Deze oude confucianistische geschriften werden uitvoerig geannoteerd en ook werd de rangorde van de delen her en der veranderd. Hierdoor kwam de nadruk meer te liggen op de filosofische inhoud dan op de filologische aspecten, waarop de vroegere geleerden zich vooral gericht hadden. Evenals het 'oude' confucianisme kenmerkt het neo-confucianisme zich door z'n praktische (bestuurskundige) gerichtheid. Maar naast dat werden nu ook metafysische, holistische, elementen in de leer opgenomen.*1 Het neo-confucianisme ontwikkelde zich daarmee tot een meer complete, en in wezen voor iedereen toegankelijke, filosofie.


De ontmoeting van Confucius, Lao-tze en Boeddha

Metafysica

Een centrale rol wat dit betreft was voor de I Tjing (Boek der veranderingen) weggelegd. Dit boek, waarvan kosmologische speculatie een belangrijk deel uitmaakt, stond oorspronkelijk wat aan de zijlijn. De al eerder genoemde neo-confucianist Zhu Xi distilleerde mede uit dit werk een soort van 'op de ratio gerichte confucianistische metafysica'. Een belangrijk onderdeel van zijn bespiegelingen vormt het dualisme tussen Qi, de aan tijd gebonden fysieke vorm van het zijn en Li, de essentie van het zijn. Qi volvoert de cyclus van ontstaan en sterven (het tijdelijke en vergankelijke), terwijl Li deel uitmaakt van de alomvattende natuurkracht, die overal in aanwezig is en nooit vergaat (het perfecte, eeuwige en oneindige). Het doel van de geleerde is Li te bestuderen en te bevatten (de Chinese naam voor neo-confucianisme is dan ook Sòng-Míng lǐxué, vaak afgekort tot Lǐxué, ofwel: de bestudering van Li). 

Door deze innovatie, en het feit dat er bepaalde concepten uit het taoïsme en boeddhisme overgenomen werden door de neo-confucianisten, werd het monopolie van het taoïsme en boeddhisme op het gebied van metafysica doorbroken. Toch is het neo-confucianisme vooral een filosofie van de stoffelijke en aardse wereld, en niet zozeer van de bovennatuurlijke. Men gelooft niet per se in een hemel/nirvana (zoals in het boeddhisme) noch streeft de neo-confucianist naar onsterfelijkheid (zoals veel taoïsten). Wat men waarneemt wordt als reëel beschouwd (in tegenstelling tot het boeddhisme dat de waargenomen wereld als illusie opvat). Bovendien legt deze filosofie de nadruk op (sociale) zelfontplooiing (in de betekenis van 'werken') en maatschappelijke zingeving (in tegenstelling tot het mystieke taoïsme, dat zich meer richt op meditatie en afzondering). Dit sociale element wordt, evenals bij het vroegere confucianisme, uitgewerkt in de plichten van het verantwoorde-lijke individu ten aanzien van familie, clan en staat. Praktisch vertaalt zich dit in het ideaal om als man/leider/bestuurder, op welk niveau dan ook, een goed en rechtvaardig gezag uit te oefenen en anderen te inspireren als het gaat om het gezamenlijk aanpakken van problemen en het onderling bieden van hulp en bijstand. Van degenen die in de maatschappelijke hiërarchie met minder (of geen) macht zijn bedeeld (en dat geldt niet alleen vrouwen en kinderen), wordt verwacht dat zij zich steeds, volgzaam en zonder kritiek, aan dit gezag onderwerpen.

 

 


De Bokseropstand

Eind negentiende eeuw was China een grootmacht in verval, hetgeen in sterke mate met de politieke en militaire zwakte van de aartsconservatieve Qing-dynastie te maken had. De westerse mogendheden die 'concessies' (min of meer autonome gebieden) in het land bezaten profiteerden hiervan door hun commerciële belangen verder uit te breiden. Zo bedongen ze onder andere mijnbouwvergunningen en vrije toegang tot alle belangrijke zeehavens. Toenemende sociaaleconomische ontwrichting leidde tot grote onvrede bij ontwortelde en verpauperde boeren, die in de ban raakten van rebellerende, semi-religieuze, genootschappen. Dit resulteerde in, wat in het Westen genoemd werd, de Bokseropstand die zijn hoogtepunt beleefde tussen 1899 en 1901.

De Bokserbeweging (pinyin: Yihétuán, ofwel: Vuisten der gerechtvaardigde eensgezindheid) was sterk nationalistisch van aard en richtte zich tegen alles wat 'westers' was. Spoorwegen werden opgebroken, telegraafverbindingen onklaar gemaakt en kerken vernield; missionarissen, zendelingen en Chinese christenen werden op grote schaal gemolesteerd en vermoord. In een later stadium richtte de woede zich ook op de westerse en Japanse handelselites in de grote steden en de bewoners van de diplomatenwijk in Peking. Een internationale troepenmacht werd in het leven geroepen, die lukte het om de opstand, in de loop van 1901, definitief de kop in te drukken. Hierna was de geloofwaardigheid van het keizerlijk hof in Peking - dat zich achter de opstandelingen had geschaard en na de nederlaag naar de vroegere hoofdstad Xi'an was gevlucht - zodanig beschadigd dat een politieke omwenteling onafwendbaar was geworden. In 1912 werd Puyi, de laatste Qing-keizer, afgezet en de Republiek China uitgeroepen. Generaal Yuan Shikai die, tegen de keizerlijke bevelen in, met zijn leger de Boksers van het begin af aan met harde hand bestreden had, werd daarna, op verzoek van revolutionair en vader des vaderlands Sun Yat-sen, de eerste officiële president.

 

 

Nieuw Confucianisme

Een ander belangrijk gevolg van het neerslaan van de Bokseropstand door een coalitie van 'moderne' buitenlandse mogendheden was dat, begin twintigste eeuw, de traditionele wereldbeschouwing in China vervangen werd door de westerse, wetenschappelijke, manier van denken, die het ‘nieuwe leren’ (xin xue) werd genoemd. In 1905 werd het staatsexamen voor ambtenaren afgeschaft en kwam er dus eveneens een einde aan de massale bestudering van de neo-confucianistische geschriften. Het confucianisme was zwaar onder vuur komen te liggen aangezien het verantwoordelijk werd gesteld voor de kennis-achterstand van China, waardoor het eens zo machtige land in de negentiende eeuw een speelbal was geworden van een aantal Europese landen en ook van buurland Japan. De verwesterlijking lokte echter felle discussies uit tussen de voorstanders van het moderne gedachtegoed en de vurige verdedigers van de eigen eeuwenoude tradities. Vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw ontstond er dan ook een krachtige intellectuele tegenbeweging ten aanzien van de vele 'on-Chinese' invloeden, het zogeheten Nieuw Confucianisme.

Sinds 1949 is in China de communistische partij (CCP) aan de macht. Deze trachtte tijdens de 'Culturele Revolutie' (1966 - 1976), onder aanvoering van Mao Zedong en met grof geweld, alle confucianistische (hiërarchische) invloeden uit te roeien omdat ze het ontstaan van een socialistische klasseloze maatschappij in de weg stonden. Een streven dat al spoedig als mislukt kon worden beschouwd, maar toen inmiddels al gigantisch veel menselijk leed en cultuurhistorische schade had aangericht. Wel is het zo dat door het communistische regime vrouwen officieel gelijke rechten kregen en dat polygynie verboden werd (en later ook de eenkindpolitiek ingevoerd werd), wetgeving waardoor de familie-, gezins- en opvoedingsstructuren binnen de Chinese samenleving, voor het eerst sinds duizenden jaren, drastische veranderingen zouden ondergaan.

 


De revival

Het confucianistische gedachtegoed is duidelijk zo diepgeworteld in de Chinese cultuur dat enkele decennia van hardcore communisme slechts een rimpeling op het wateroppervlak van de geschiedenis lijken te zijn geweest. Tegenwoordig wordt Confucius weer massaal vereerd en worden de confucianistische ‘klassieken’ verspreid in de vorm van kinderboekjes, stripverhalen en films. De basisprincipes  van het confucianisme maken opnieuw deel uit van de lesprogramma's op scholen en worden zelfs in de centrale partijschool van de CCP onderwezen. Naast het officiële onderwijs bestaan er talloze privé-initiatieven om kennis op te kunnen doen over het confucianisme. In 2008 herstelde de Chinese regering een aantal traditionele confucianistische feestdagen in ere, zoals Qingming, het herdenkingsfeest voor de doden, en Duanwu, het Drakenbootfestival. Het tegenwoordige regeringsbeleid is gericht op zowel moderne ‘wetenschappelijke ontwikkeling’ (kexue fazhan) als het aloude confucianistische ideaal van een ‘harmonieuze maatschappij’ (hexie shehui). Met andere woorden: na honderd jaar is Confucius weer helemaal terug, hetgeen inmiddels tot in elk aspect van het dagelijkse leven merkbaar is in China en eveneens in de houding van dat land ten opzichte van andere landen, volkeren en culturen.*2


©Huub Drenth
 


*1 Dit holistische denken gaat ervan uit dat sociopolitieke fenomenen in relatie staan met natuurlijke, kosmische patronen; dus dat er sprake is van onderlinge afhankelijkheid in termen van oorzaak en gevolg. Hetgeen impliceert dat alle dingen in het universum met elkaar verbonden zijn. Ook de mens maakt deel uit van dat systeem, zijn acties hebben eveneens invloed op de rest van de kosmos. Dit gedachtegoed zorgt ervoor dat men in China, ook tegenwoordig nog, veel belang hecht aan numerologie, windrichtingen (feng shui), astrologie en het uitvoeren van rituelen (teneinde de hemelse machten te beïnvloeden).

*2 Het zal de lezer duidelijk zijn dat het confucianisme, zeker in z'n huidige 'Xi Jinping-verschijningsvorm', weinig ruimte biedt voor belangrijke westerse waarden als democratie, individualisme, zelfbeschikking en het recht op een eigen (etnische, culturele of seksuele) identiteit. In die zin staat de doctrine, die in wezen xenofoob en paternalistisch van aard is, diametraal tegenover gangbare westerse opvattingen. Gezien de opkomst van China als wereldmacht zal dit in de toekomst ongetwijfeld tot veel (meer) politieke spanningen en conflicten gaan leiden tussen beide stelsels. Persoonlijk vind ik dat het Westen (met name Europa) zich hier te weinig bewust van is. HD

 

 

Bronnen voor deze post: o.a. Wikipedia, Geledraak.nl, https://www.sampol.be/2008/09/china-de-comeback-van-confucius
Zie ook mijn post over Confucius en het Confucianisme
Evenals mijn posts over:

zondag 7 juli 2019

Confucius voor beginners


Harmonie

De Chinese cultuur is doordesemd van het gedachtegoed van Confucius en zijn leerlingen. De essentie ervan is dat individuen zich in alle omstandigheden hebben te onderwerpen aan de belangen van het grotere geheel, alsmede aan het gezag van de personen die boven hen staan. Dit geldt voor elke vorm van organisatie, dus van het gezin en de familie tot en met de staat. Alleen op die manier kan er, volgens Confucius, een harmonieuze samenleving ontstaan; waarbij overigens vermeld dient te worden dat vrouwen binnen dit geheel, qua macht, op geen enkele manier meetelden.

Hoewel zijn leer al door een van de eerste keizers tot officiële staatsdoctrine was uitgeroepen werd de invloed ervan pas manifest toen ten tijde van de Song-dynastie (960 - 1279 n.Chr.) het hele Chinese ambtenarenapparaat op neo-confucianistische leest geschoeid werd. Na de ineenstorting van het keizerrijk, begin twintigste eeuw, kreeg het confucianisme veel kritiek te verduren maar tegenwoordig verovert het snel weer terrein, waarschijnlijk omdat de Chinese Communistische Partij om een nieuwe doctrine verlegen zit, nu in plaats van socialisme, staatskapitalisme de nieuwe economische werkelijkheid geworden is. Hetgeen, in een samenleving die tegenwoordig als gevolg van de eenkindpolitiek voor een groot deel letterlijk uit 'individuen' bestaat, een interessant spanningsveld oplevert. Met andere woorden: gaat het de partijtop lukken om die (vaak hoogopgeleide en egocentrische) generatie, in politieke zin, buitenspel te blijven zetten zonder dat deze in opstand komt? HD


 

 

Confucius (551 - 479 v.Chr.) was een moraalfilosoof die leefde in de Periode van Lente en Herfst. Hij werd geboren als Kong Qiu in de stad Qufu in de toenmalige staat Lu, gelegen in de tegenwoordige provincie Shandong. In het door zijn navolgers samengestelde Gesprekken van Confucius werd zijn leer in bijna 500 uitspraken en anekdotes voor het voetlicht gebracht.

De naam Confucius is de gelatiniseerde vorm van zijn oorspronkelijke naam Kǒng Fūzǐ ( 孔子 ), die Meester Kong betekent. Het was waarschijnlijk de Italiaanse jezuïet Matteo Ricci (1552 - 1610 n.Chr.) die de gelatiniseerde variant introduceerde in Europa. Ricci vertaalde ook de Gesprekken van Confucius in het Italiaans, van waaruit ze later in het Latijn werden vertaald.


Leven 

De voorouders van Confucius waren adellijke grootgrondbezitters in de staat Song, totdat zijn overgrootvader vanwege politieke verwikkelingen gedwongen was te vluchten naar de staat Lu, waar de financiële reserves van de familie vervolgens al snel opraakten. Confucius moest met diverse werkzaamheden in zijn levensonderhoud voorzien. Het grootste deel van zijn leven was hij privéleraar, waarbij hij het ook als zijn taak zag om zijn leerlingen in morele zin de weg te wijzen en hen opriep te strijden tegen zedenverwildering. Uiteindelijk had hij 3000 studenten waarvan er 70 als zeer begaafd werden beschouwd. Hij deed met een groep studenten diverse staten aan, waar hij steevast door de heersers met open armen werd ontvangen. Desalniettemin waren zij maar weinig vatbaar voor zijn moraalfilosofische en ethische adviezen. 

Confucius heeft nooit de kans gekregen om zijn leer in de praktijk te brengen (hierin lijkt hij op Machiavelli, HD). Hij is slechts enkele maanden hoogwaardigheidsbekleder geweest in Lu, waar hij verantwoordelijk was voor het bestraffen van criminelen en handhaving van de openbare orde. De laatste jaren van zijn leven hield hij zich bezig met het bestuderen van onderwerpen als geschiedenis, poëzie, rituelen/etiquette en muziek. De interesse hiervoor stimuleerde hij ook bij zijn studenten, teneinde de tradities niet verloren te laten gaan. Zij vervulden dan ook een belangrijke rol bij de verdere verbreiding van zijn gedachtegoed.


Politieke en maatschappelijke ideeën 







Door de vele beroeringen tijdens de Periode van Lente en Herfst (771 - 476 v.Chr.) was er ruimte voor mannen die politieke macht wilden veroveren. Dit was ongetwijfeld ook een oogmerk van Confucius zelf maar tegelijkertijd een streven dat hij aan zijn studenten wilde meegeven. Goede studenten verdienden het volgens hem om hoogwaardigheidsbekleder te worden, zijn onderwijs was daarom eveneens sterk gericht op het aanleren van politieke vaardigheden. 

Confucius' leer stond in een aantal opzichten op gespannen voet met de heersende standenmaatschappij. Zo was hij bijvoorbeeld van mening dat van nature iedereen gelijk was (dit gold echter niet voor vrouwen, HD). Hoge posten moesten door de meest bekwame mensen worden bezet, dus niet per definitie door de adel die dergelijke posten in de praktijk vaak door overerving verkreeg, waarbij geschiktheid er in feite niet toedeed. Tegelijkertijd was Confucius absoluut geen revolutionair. Integendeel zelfs. Zijn (nogal onrealistisch) streven was gericht op een terugkeer van de stabiliteit van de Westelijke Zhou-dynastie (1047 - 772 v.Chr.), waarin ieders positie wel degelijk door klasse/stand, conventies, sociale rituelen*1 en ceremonies bepaald was geweest. De hiërarchische maatschappelijke bovengeschiktheid van de adel (waartoe hij door geboorte ook zelf behoorde) werd dus in principe, en ook om praktische redenen, niet door hem verworpen. Bijgevolg adviseerde hij goede en bekwame mannen zich bij hun lagere positie neer te leggen, ook al botste dat met hun natuur en intelligentie.

Gedrag en sociale rituelen moesten volgens Confucius gepaard gaan met oprechte gevoelens en de juiste morele intenties. Hierbij verwees hij vaak naar het respect dat kinderen jegens hun ouders dienden te tonen. Overtuigingen met betrekking tot familiaire relaties werden door hem doorgetrokken naar de samenleving als geheel. Hierbij gebruikte hij het begrip Ren ( 仁 ) als de hoogste vorm van toegenegenheid en verantwoordelijkheid voor het welzijn van anderen. Leiderschap kon volgens Confucius alleen worden uitgeoefend als men deze zelfde mate van toegenegenheid ook voor de lagergeplaatsten aan de dag legde, dus zoals een vader voor zijn kinderen. 


De zes deugden

Het confucianisme kent zes basiswaarden die in het Chinees bekendstaan als Ren (compassie/altruïsme), Xiao (kinderlijke gehoorzaamheid/opoffering), Yi (rechtvaardigheid), Li (fatsoen), Chung (loyaliteit) en Shu (wederzijds respect). Door deze deugden aan te kweken kan men een 'superieur persoon' worden. Het geheel is een uitgesproken paternalistische maatschappijfilosofie die de Chinese bevolking meer dan 3000 gedragsregels voorhoudt, geschikt voor vrijwel elke denkbare sociale situatie.

Volgens het confucianisme dient iemand niet te handelen zoals zijn hart dit hem ingeeft, maar zoals zijn maatschappelijke positie dat van hem verlangt. Algemene Chinese karaktertrekken als ijver, matigheid, bescheidenheid en een (respectvolle) gerichtheid op de familie/het gezin zijn terug te voeren tot het confucianisme. Confucius vond het verder van groot belang dat ieder individu zijn talenten kon ontwikkelen, zowel op praktisch als intellectueel niveau, en eveneens dat iemand emotioneel in balans was. Ook geloofde hij stellig in de fundamentele goedheid van de mens; het is enkel aan gebrekkig ‘inzicht’ (lees: de opvoeding) te wijten dat de mens in fouten vervalt.*2


Invloed



De filosofie van Confucius legde de nadruk op de persoonlijke en bestuurlijke moraal, op sociale harmonie en orde, en vooral: op respect voor de meerdere/oudere. Zijn gedachtegoed won in de loop der tijd vooral aan populariteit door zijn krachtige verdediging van traditionele Chinese waarden en normen. De invloed van Confucius op de Chinese beschaving is gigantisch geweest, evenals die op de culturen van Taiwan, Japan, Korea en Vietnam. Dit laatste kwam mede door de verspreiding van het uit latere tijden stammende neo-confucianisme, een doctrine die, behalve door bepaalde elementen van het oorspronkelijke confucianisme, ook sterk beïnvloed is door het boeddhisme en taoïsme.*3


©Huub Drenth


*1 Confucius bedoelde hiermee de vele dagelijkse rituelen en aanspreekvormen die dienden om het hiërarchische verschil tussen personen aan te geven. Niet alleen op het maatschappelijke vlak maar ook binnen familieverbanden was dit streng gereguleerd.

*2 Tot op de dag van vandaag spelen begrippen als 'tot het juiste inzicht brengen' en 'heropvoeding' bijgevolg nog steeds een belangrijke rol in het beleid van de Chinese overheid met betrekking tot 'afwijkend gedrag' (zowel van individuen als minderheidsculturen). Tegenwoordig worden ook moderne methoden toegepast om dat doel te bereiken. Homoseksualiteit probeert men bijvoorbeeld, in gespecialiseerde klinieken, te 'genezen' door het toedienen van elektrische schokken op de genitaliën en het hoofd
, terwijl dit vroeger, heel primitief, veelal nog gebeurde door het uitdrijven van demonen.  

*3 Zie voor meer informatie ook mijn post over het neo-confucianisme.


Evenals mijn posts over:

De Chinese volksreligie
Chinees boeddhisme
Taoïsme


Bronnen: o.a. Wikipedia, Geledraak.nl