dinsdag 31 december 2019

Kari Bremnes - Denne veien





Denne veien

Denne veien tar mæ dit vi va
Og te dit vi aldri meire kommer
Bildan som har åpna sæ igjen
Blande sæ med blåbærløng og sommer

Vannet her e stille og forlatt
Ingen kaste stein og lage ringa
Over kommer flygandes ei ørn
Kanskje e det du som har fått vinga

Ønske at æ også kunne fly
Kommet dæ i møte over vannet
fløgge med dæ over land og by
letta uten tanke på å lande

Denne veien tar mæ dit vi va
Og te dit vi aldri meire kommer
Bildan som har åpna sæ igjen
Blande sæ med blåbærløng,
og sommer...


Tekst og Musikk: Kari Bremnes




Blåbærløng og sommer

Kari Bremnes (1956) is een bekende Noorse zangeres. Zij zingt in het dialect van de Lofoten, een eilandengroep in het noorden van Noorwegen. Khoen en ik waren daar in 1978, toen we met de boot van Narvik naar Bodø reisden. Het is een dialect dat ik redelijk goed kan verstaan (ik heb ooit een jaar Noors gedaan). Voor Noren is het normaal om zich in hun eigen dialect uit te drukken omdat de spreektaal nauwelijks gestandaardiseerd is. Wel bestaan er twee officiële schrijftalen: Bokmål en Nynorsk.

Dit lied, met als titel Deze weg, gaat over het pad naar een bepaalde plek aan het water, waar Kari vroeger vaak kwam met iemand die kennelijk overleden is. Hoog boven haar vliegt een arend en ze vraagt zich af of dat wellicht die ander is, maar nu met vleugels.

Steeds als ik ernaar luister roept het herinneringen op aan een groot meer in de buurt van Zuidlaren, waar Khoen en ik geregeld kwamen. We namen de bus richting Annen en stapten uit in Westlaren. Via een zandweg en smalle paadjes gingen we op weg. Al snel kwamen we dan bij het brede water dat in feite een volgelopen zandafgraving was. We liepen een min of meer vaste route - die we door de jaren heen 'De wandeling' waren gaan noemen - met als eindbestemming Haren. We deden dat gedurende alle seizoenen, dus ook als het regende of sneeuwde. De natuur was er prachtig en heel afwisselend, bovendien kwam je er amper iemand tegen. Gaandeweg ontstond er dan een soort meditatieve sfeer en vielen er lange stiltes.




Aan de dood ontsnapt

Op een keer werden we, halverwege het smalle pad langs het meer, overvallen door hevig noodweer en sloeg de bliksem op ongeveer tien meter afstand van ons in. Loodrecht in een hekwerk en wat lage bomen. Knallen, vlammen en geknetter. Ik kan de rookslierten nog over het wateroppervlak zien trekken. Verbrand hout, die geur komt ook weer boven. Een paar seconden eerder hadden wij daar nog gestaan. Beiden waren we absoluut niet bang voor al het natuurgeweld om ons heen. Op de een of andere manier voelden we ons, in al onze nietigheid, volstrekt onkwetsbaar. Wel baalden we er ontzettend van dat we in no time tot op de huid doorweekt waren. Waardoor er niks anders opzat dan de bus terug naar huis te nemen.

Khoen wilde graag dat een deel van haar as verstrooid zou worden in dat meer...

Tivoli

Onderstaande foto stamt uit juni 1978 toen we met de trein, via Kopenhagen en Stockholm, op weg naar Narvik waren. Hij is gemaakt op de avond die we in Tivoli doorbrachten. Op de achtergrond zie je het Chinees Paviljoen. Khoen was ooit in Tivoli geweest toen ze elf of twaalf was, dus mogelijk staat ze hier te mijmeren over het verleden.


©Huub Drenth


Kopenhagen, juni 1978

  

NB De kleurenfoto van het meer in Westlaren heb ik gemaakt op 20 juni 2020. Toen was ik daar weer terug, voor het eerst sinds jaren. Het is ongeveer de plek waar we toen stonden, maar alles was ondertussen dichtgegroeid.



dinsdag 24 december 2019

De stem van een duif





 

 

Dinsdag 24 december 2019

Gisteren ontving ik, per email, het droeve bericht dat Alexandra, de vriendin/partner van Joop Boer, vorige week dinsdag overleden is. Minder dan twee maanden na Joops plotselinge dood. Pas 52 was ze. Alexandra kon en wilde niet verder leven zonder hem, iets wat velen met mij al vreesden. In besloten kring is ze begraven, in hetzelfde graf als Joop. Dit gedicht, oorspronkelijk een tanka van de Japanse Zen-monnik Saigyo, stond op de digitale rouwkaart die aan de mail toegevoegd was:


Uit een boom die staat
naast een verwilderde akker,
de stem van een duif
roepende om haar makker;
eenzame vreselijke avond


Donderdag 2 januari 2020

Ik ben nu wat verder en ook de feestdagen zijn achter de rug. Ik ben nog steeds lichtelijk in shock vanwege Alexandra's drastische besluit. Khoen en ik hebben ontzettend veel geluk gehad, omdat we ook de allerlaatste etappe samen af hebben kunnen leggen, dat besef is opnieuw heel sterk. Het was de meest intense en intieme ervaring van ons leven, daar waren we het beiden over eens. En daarbij werden we ook nog eens omringd door de schoonheid van de lente, op een bepaalde manier gaf dat kracht. Dus wie ben ik om te oordelen over Alexandra's keuze?

Door het gebeuren moest ik ineens weer denken aan het nummer Who knows where the time goes van Sandy Denny (Fairport Convention, 1969) dat ik vaak draaide toen ik net in Groningen studeerde. Het gaat over het raadsel van de tijd, de liefde en het leven. Dus zocht ik het op en luisterde ernaar. En dat gaf troost. Want zij gingen, maar wij bleven.



 

Across the evening sky, all the birds are leaving
But how can they know it's time for them to go?
Before the winter fire, I will still be dreaming
I have no thought of time
For who knows where the time goes?
Who knows where the time goes?

Sad, deserted shore, your fickle friends are leaving
Ah, but then you know it's time for them to go
But I will still be here, I have no thought of leaving
I do not count the time
For who knows where the time goes?
Who knows where the time goes?

And I am not alone while my love is near me
I know it will be so until it's time to go
So come the storms of winter and then
The birds in spring again
I have no fear of time
For who knows how my love grows?
And who knows where the time goes?



***




 ~ Rust zacht, Alexandra ~


Huub Drenth
 

* Zie ook mijn post van 2 november 2019 die ik schreef naar aanleiding van het overlijden van Joop Boer.


zondag 22 december 2019

May Khoen's voorouders ~ deel 4

 

 

Het is vandaag 22 december, precies een half jaar nadat ik begonnen ben met deze blog. Toen was het midzomer en nu is het midwinter. Ik voeg er nog steeds heel regelmatig nieuwe posts aan toe en het is mijn intentie om daar het komende jaar gewoon mee door te gaan. IJs en weder dienende. HD

 

Hoe de bloedlijnen Oey en Ko elkaar kruisten

Wat May Khoen's stamboom betreft ben ik inmiddels aangekomen bij de lijn van haar moeder, Betty Oey Kiem Lian, waarvan hierboven een weergave uit May Khoen's site op MyHeritage te zien is (klik op de afbeelding). Deze lijn is, wat mij betreft althans, interessanter dan die van haar vader, simpelweg omdat ik er tot op heden veel meer informatie over tegengekomen ben tijdens mijn onderzoekingen naar May Khoen's familiegeschiedenis.


Oei Tiong Ham   1866 - 1924

Zo ontdekte ik bijvoorbeeld dat haar overgrootvader Ko Djie Soei, eind negentiende/begin twintigste eeuw, een belangrijke positie innam in het handelsimperium van Oei Tiong Ham, verreweg de rijkste zakenman van heel Zuidoost Azië in die tijd. Ook kwam ik er op een gegeven moment achter dat haar andere overgrootvader in deze lijn, te weten Oey Tjien To, soms eveneens een prominente rol speelde in het behartigen van de belangen van Oei Tiong Ham. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat beide mannen elkaar in die (Semarangse) setting hebben leren kennen en het klaarblijkelijk zo goed met elkaar konden vinden, dan wel zodanig grote gezamenlijke economische belangen hadden, dat ze op een gegeven moment besloten hebben om hun kinderen aan elkaar uit te huwelijken. Dit had tot gevolg dat de (enige) twee kinderen van Oey Tjien To in 1921 in het huwelijk traden met twee (van de in totaal vijftien) kinderen van Ko Djie Soei. Om precies te zijn: dochter Corry Oey trouwde met Ko Hong Liem en zoon Willy Oey met Nel Ko Kiong Nio. Uit deze laatste verbintenis werd May Khoen's moeder geboren.*1

Dergelijke 'dubbelhuwelijken' kwamen vaker voor tussen peranakan-Chinese families, dus heel bijzonder was dit op zich niet (zie ook mijn post van 12 augustus jl). Wel bijzonder is het gegeven dat Oey Tjien To, die immers 'maar' twee kinderen had, zijn beíde kinderen liet 'introuwen' bij een en dezelfde familie. Zoveel waarde hechtte hij kennelijk aan een sterke band met de familie Ko. Voor Ko Djie Soei lag het vermoedelijk anders, hij was al enigszins op leeftijd en zag het waarschijnlijk als een belangrijke plicht om ook voor zijn jongste kinderen goede echtverbintenissen te arrangeren als ze eenmaal de huwbare leeftijd bereikt hadden. Op 10 april 1922 overleed hij. Hij was toen bijna 63 jaar.


Ko Djie Soei    1859 - 1922                 Oey Tjien To   1885 - 1947

©Huub Drenth


*1 Zie ook mijn post over Willy Oey van 16 september 2019.


Dit was deel 4 van May Khoen's voorouders.

Zie voor deel 3: https://maykhoentan.blogspot.com/2019/12/may-khoens-voorouders-deel-3.html

Zie voor deel 5: https://maykhoentan.blogspot.com/2020/03/may-khoens-voorouders-deel-5_11.html


vrijdag 20 december 2019

Sainkho - Dance of Eagle





Tuva, Troms en Nordland

Sainkho Namtchylak leerde ik kennen door mijn vriend Adrie Snoek met wie ik in de jaren zeventig in Groningen culturele antropologie studeerde. Hij beschikte over een grote verzameling 'moderne wereldmuziek' en wist dat ik zeer geïnteresseerd was in Siberisch/Arctisch sjamanisme, zodoende kreeg ik twintig jaar geleden een exemplaar van Sainkho's cd Out of Tuva van hem cadeau. Door hem raakte ik ook bekend met de joik-achtige liederen van de Samische zangeres Mari Boine, eveneens iemand waarvan ik nog nooit had gehoord.

Adrie en ik waren in 1978 beiden in het noorden van Noorwegen om onderzoek te doen bij de Sámi (Lappen), hij in de provincie Troms en ik in Nordland. Later wisselden we nog wel eens wat zinnen in het Noors met elkaar uit, als dat zo te pas kwam of gewoon voor de lol. Ook na de studie hielden we contact, zij het veel minder frequent dan voorheen. Adrie was een zeer aimabel en intelligent mens, met een grote kennis van literatuur en poëzie, maar ook met een niet altijd even gemakkelijk liefdesleven. Op 13 oktober 2011 is hij aan kanker overleden, hij was toen pas 59. Maaike, zijn ex en grote liefde, is die laatste weken 's nachts niet meer van zijn zijde geweken en ongetwijfeld heeft hem dat veel rust gegeven.

Dit nummer van Sainkho, afkomstig van de cd Stepmother City (zie YouTube), hebben May Khoen en ik samen uitgekozen om op haar uitvaart ten gehore te brengen. Wat Sainkho, afkomstig uit Tuva en opgeleid aan het conservatorium in Moskou, precies zingt heb ik tot op heden niet kunnen achterhalen maar wel heb ik er altijd veel troost en energie uit geput. En dat lijkt me zonder meer in lijn met zowel de sjamanistische traditie als met Adrie's ideeën over de functie en betekenis van muziek.

©Huub Drenth




Sainkho Namtchylak is an experimental singer, born in 1957 in a secluded village in the south of Tuva. She is proficient in overtone singing; her music encompasses avant-jazz, electronica, modern composition and Tuvan influences. In Tuva, numerous cultural influences collide, (...) All of these, to extents, impact on Namtchylak's voice, although the Siberian influences dominate: her thesis produced while studying voice, first at the University of Kyzyl, then in the Gnesins Institute in Moscow during the 1980s focussed on Lamaistic and cult musics of minority groups across Siberia, and her music frequently shows tendencies towards Tungus-style imitative singing.

Sainkho claims that music and spirituality are related by desire, or the tension that yells to reawaken people. Eager to take part in the process of remembering what has been forgotten, Stepmother City presents itself like a map, proposing routes to connect Western physicality with Eastern spirituality (Wikipedia).


 Adrie Snoek 1952 - 2011



zondag 8 december 2019

May Khoen's voorouders ~ deel 3




Sih Khay Hie en Liem Kiem Hong Nio

In bovenstaande afbeelding valt de verwantschapslijn te zien van May Khoen naar Sih Khay Hie (1851 - 1936) en Liem Kiem Hong Nio (1864 - 1935), via haar vader Tan Swie Tong, haar grootmoeder Oei Mien Nio en haar overgrootmoeder Sih Ing Nio. Sih Khay Hie en Liem Kiem Hong Nio zijn dus haar betovergrootouders (waarvan ieder mens er zestien heeft). Gezien het geboortejaar van May Khoen's vader, 1926, en het sterfjaar van beide voorouders, respectievelijk 1936 en 1935, ligt het voor de hand dat ze elkaar ontmoet hebben, temeer omdat ze allen in Semarang woonden en er in Chinese families groot belang werd gehecht aan respect voor de oudere generaties. Helaas ontbreekt daarover tot op heden echter elke informatie, simpelweg omdat daar nooit mededelingen over zijn gedaan door May Khoen's vader.

Sih Khay Hie werd geboren in China (Changtai, Fujian) en is in 1878 per schip, via Singapore, naar Semarang gereisd. Daar trad hij in dienst bij Tan Theng Tjhiang, een neef met een warung/zaak in textiel, en trouwde omstreeks 1880/81 met Liem Kiem Hong Nio, een dochter uit een welvarende Semarangse peranakan-familie. Ze kregen vijf kinderen waarvan Sih Ing Nio, May Khoen's overgrootmoeder, de oudste was. Zij werd geboren in 1882, hetzelfde jaar als waarin Sih Khay Hie zelfstandig ondernemer werd in Gang Warung, de hoofdstraat van de Chinese wijk in Semarang. Ook hij handelde in textiel en was daarin, ondanks economisch soms moeilijke tijden, zeer succesvol.




Sih Khay Hie, een firma en een familie

Over Sih Khay Hie is veel bekend omdat zijn achterkleindochter (Dr.) Patricia Tjiook-Liem een boek over hem geschreven heeft (verkrijgbaar in het Nederlands en Engels). Patricia stamt af van Sih Tiauw Hin, een jongere broer van May Khoen's voormoeder Sih Ing Nio, en bovendien de zoon die de onderneming van z'n vader tot nog grotere bloei wist te brengen nadat hij op een gegeven moment de leiding overgenomen had. Ook hiervan doet Patricia uitgebreid verslag. Om het boek te kunnen schrijven is ze in de Semarangse (familie)archieven gedoken, heeft ze tal van familieleden geïnterviewd en is ze bovendien naar China gereisd om de geboortegrond van Sih Khay Hie te bezoeken. Zij heeft haar onderzoek, en ook de weergave ervan, op een zeer gedegen en integere manier uitgevoerd, hierin voortdurend bijgestaan door haar dochter Mei Lan Tjiook.*1

Patricia Tjiook-Liem is de eerste persoon die ik bij mijn naspeuringen tegengekomen ben die een enigszins 'inleefbaar' beeld weet te schetsen van de verhoudingen binnen een peranakan-Chinese handelsfamilie, zoals die bestonden in de laatste zeventig jaar van de koloniale tijd en de eerste decennia van de onafhankelijke Republik Indonesia. Haar boek is zeer de moeite van het lezen waard en ik beveel het dan ook aan eenieder aan die een dieper inzicht wil verwerven in de Javaanse (Semarangse) peranakan-cultuur gedurende die specifieke periode van de geschiedenis.

Hier volgt een beschrijving van de inhoud van het boek, zoals weergegeven op de website van wetenschappelijke uitgeverij Brill N.V.: *2 

Sih Khay Hie (1851-1936), the great-grandfather of Patricia Tjiook-Liem (1939), who earned a Ph.D with a study on the legal position of the Chinese in colonial Indies, emigrated from mainland China to Semarang in 1878. He embarked on a long and successful career as a trader, first in textiles, later as an intermediate trader. His son Sih Tiauw Hin (1886-1964) next contributed to the growth of the firm, until war and anti-Chinese policies of independent Indonesia caused its downfall and ultimately its liquidation in 1970. The extended family of progenitor Sih Khay Hie then dispersed to Singapore, the Netherlands, United States, and Canada. Tjiook-Liem has recorded the history of family and firm on the basis of family documents and interviews. She follows the ups and downs of the firm, embedded in the general history of Chinese entrepreneurship in the Indies. Next she relates the specific Sih ancestor worship, with temples, altars, and artefacts still kept and venerated in Semarang and China. Her own personal memories of her forebears supplement this well-illustrated book, interesting as a rare insider's case-study, with 169 footnotes. Its publication is also part of an effort to document the history of the Chinese in Indonesia, for which the Chinese Indonesian Heritage Center was founded, and in which KITLV is also involved.*3



Patricia Tjiook-Liem: Sih Khay Hie, een firma en een familie. Amsterdam 2015


©Huub Drenth


*1 Ga voor de uitleg van haar aanpak naar De familiegeschiedenis als erfgoed op Docplayer. Zie voor meer informatie over Patricia Tjiook-Liem, en het CHIC waarvan zij mede-oprichter is, mijn post van 26 januari 2023

*2 https://brill.com/view/journals/bki/171/4/article-p599_19.xml?lang=en

*3 KITLV: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde

 

Sih Ing Nio

donderdag 5 december 2019

Got the picture?





Piet

Deze foto is me zeer dierbaar. Hij is begin december 2007 door Kris Elzer gemaakt in de foyer van de Groningse Schouwburg, waar May Khoen werkzaam was als assistent van programmeur René van der Pluijm. Het was tijdens de pauze van een voorstelling. De landelijke Zwarte Pieten-discussie bestond toen nog niet, al waren er, her en der in de samenleving, onderhuids wel spanningen voelbaar vanwege het feit dat Zwarte Piets verschijning heel sterk refereert aan het koloniale verleden van Nederland, en dan met name aan de tijd van slavenhandel en slavernij. Bovenstaande Piet getuigt, weliswaar nog op een zeer symbolische manier, in zekere zin ook al van dat spanningsveld.

Persoonlijk vind ik het geen ramp als Zwarte Piet een andere kleur krijgt of als Sinterklaas ook van het vrouwelijk geslacht blijkt te kunnen zijn. Je kunt kinderen immers alles wijsmaken. Ik vind het veel belangrijker dat het feest blijft bestaan en geen plaats hoeft te maken voor de volkomen kleurloze figuur van de (Amerikaanse) kerstman.

©Huub Drenth

    

zaterdag 30 november 2019

De slag om Semarang




Bersiap

Op 15 augustus 1945 capituleert Japan en komt er een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Dit betekent echter niet dat er op dat moment ook een einde aan de vijandelijkheden in de Indische archipel komt.

Nadat Japan op 15 augustus 1945 gecapituleerd had riepen Soekarno en Hatta op 17 augustus de Republik Indonesia uit. Maar de nieuwe republiek wordt niet door Nederland erkend. De koloniale autoriteiten proberen hun macht te herstellen, maar de komst van geallieerden en Nederlanders laat op zich wachten. Indonesische strijdgroepen die voortkomen uit jeugdbewegingen (pemuda’s) proberen er, desnoods met geweld, voor te zorgen dat Indonesiërs de bestuurlijke en militaire leiding van de Japanners kunnen overnemen. De bloedige Bersiap-periode (Bersiap = ‘wees paraat’ in het Indonesisch) duurt tot het voorjaar van 1946. Het mondde uit in een uiterst gewelddadige revolutionaire explosie, een poging tot een vernietigende afrekening met alles wat zweemde naar enige vorm van buitenlands gezag, of dat nu Japans, Brits of Nederlands was. Het was volstrekt duidelijk: het koloniale tijdperk behoorde, wat de Indonesiërs betrof, definitief tot het verleden.

 

Semarang 3 oktober 1945.
Semarang

Semarang vormde in de laatste maanden van 1945 een brandpunt van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Die strijd richtte zich in eerste instantie vooral tegen de Japanners en later ook tegen de Britten.

Op woensdag 15 augustus werd ook in Semarang het nieuws bekend dat Japan de wapens had neergelegd. Enkele dagen later – op vrijdag 17 augustus – werd in Batavia (nu: Jakarta) de onafhankelijke Republik Indonesia uitgeroepen. De voorbereidingen voor de onafhankelijkheid waren al tijdens de Japanse bezetting in gang gezet. Japan had de Indonesische bevolking namelijk beloofd dat ze in de toekomst onafhankelijk zouden worden.

In Semarang was vooral de strijdlust onder de jonge Indonesiërs groot. Een klein deel van het Japanse leger bleef daarom in Semarang om voor de veiligheid van de Nederlanders in de kampen te zorgen. Die moesten daar voorlopig blijven. Alleen de Indische Nederlanders mochten naar huis. Iedereen verwachtte dat de Nederlandse regering weer de baas zou worden op Java. De Indonesische bevolking liet echter merken dat zij daar tegen was. Zo werd bijvoorbeeld het hijsen van de Nederlandse vlag ter gelegenheid van Koninginnedag (31 augustus) in Semarang verboden. In de stad werden anti-Nederlandse pamfletten verspreid. Tijdens massabijeenkomsten van vele duizenden jonge Indonesiërs werd gedemonstreerd tegen de Nederlanders, zowel in als buiten de kampen. De Japanse militaire politie probeerde de menigte rustig te houden. Maar de strijdlustige jonge rebellen (pemuda’s) kregen steeds meer invloed. Bij een overval op een Japanse vrachtauto maakten zij een grote hoeveelheid wapens en munitie buit. Daarmee wilden ze vechten tegen de Japanners, de Britten en de Nederlanders.



Vijf dagen strijd

De toestand in Semarang werd steeds onveiliger voor met name de Nederlanders die buiten de kampen woonden. De Japanners probeerden met geweld de Indonesische strijdgroepen te verdrijven uit de wijken waar Nederlanders woonden en waar interneringskampen met Nederlanders waren. De rebellen op hun beurt hielden voedseltransporten tegen, bestemd voor de Nederlanders in de kampen en die daarbuiten woonden. Het gerucht ging dat alle buiten de kampen verblijvende Nederlandse mannen en jongens gearresteerd zouden worden.

Op zondag 14 oktober begonnen de pemuda’s een gewapende actie om de wapens van de Japanners in handen te krijgen. Die gevechten duurden tot en met vrijdag 19 oktober. Deze ’Slag om Semarang’ wordt ook wel de ’Vijfdaagse Strijd’ genoemd. Ongeveer 1200 buiten de kampen verblijvende Europeanen werden door Indonesische politieagenten en pemuda’s gevangen genomen. Zij werden later heelhuids weer vrijgelaten. Maar ongeveer 100 Japanse gevangenen bleken door de pemuda’s op gruwelijke wijze te zijn vermoord. Het Japanse leger nam wraak door veel Indonesiërs te executeren. Enkele dagen later werden achter een kantoorgebouw nog eens 75 vermoorde Japanners aangetroffen. Ze waren met benzine overgoten en in brand gestoken. Op 19 oktober ten slotte hadden de Japanners de stad weer in handen. De strijd had aan ongeveer 150 Japanse soldaten en ongeveer 300 Indonesiërs het leven gekost. Op diezelfde vrijdag 19 oktober gingen ’s morgens vroeg de eerste Britse troepen in Semarang aan land. Het waren ongeveer 800 Gurkah’s (Brits-Indische militairen). Zij moesten de orde en rust in Semarang herstellen en de interneringskampen bewaken.

Bronnen:
mr. Han Bing Siong: Geschiedenis van de Vijfdaagse Strijd in Semarang 14-19 oktober 1945, 1995
drs. J.G.L. Palte/drs. G.J. Tempelman: Indonesië, 1978, Semarang.nl, Wikipedia en Tweede wereldoorlog.

Tekst: https://www.s-i-d.nl/bersiap/


 

MSN Nieuws, 17 februari 2022:

Bij 'Bersiap' zijn volgens onderzoekers zesduizend doden gevallen

Bij het geweld tegen Nederlanders, Ambonezen en anderen gepleegd door Indonesische nationalisten tijdens de zogeheten 'Bersiap' in 1945 en 1946, zijn zesduizend mensen omgekomen. Dat blijkt uit een onderzoek naar de gewelddadigheden in Indonesië dat deze donderdag wordt gepresenteerd.

Na de Japanse capitulatie op 17 augustus 1945 kwam het tot gewelddadigheden van Indonesische nationalisten tegen Nederlanders en Indische Nederlanders die waren bevrijd uit de Japanse interneringskampen. Deze periode, die duurde tot de komst van Nederlandse troepen in maart 1946, wordt in Nederland de 'Bersiap' genoemd.

Het getal zesduizend is veel lager dan recente schattingen die uitkwamen op twintig- tot dertigduizend doden, maar die nu worden tegengesproken. Hierbij was volgens de onderzoekers sprake van "weinig onderbouwde" aannames.

"Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het aantal doden veel hoger is geweest," lichtte een van de betrokken onderzoekers toe tijdens de presentatie van het rapport.

Term 'Bersiap' is omstreden

De onderzoekers baseren hun cijfers niet alleen op gegevens van de Oorlogsgravendienst, maar ook op rapporten van de Opsporingsdienst Overledenen en andere gegevens uit Nederlandse archieven en kranten.

In 1947 werd een eerste schatting gemaakt van 3.500 doden, maar dat ging toen alleen om Nederlanders en Indo-Europeanen. In het huidige onderzoek worden ook 226 Molukkers, 48 Chinezen, 93 Menadonezen, 15 Timorezen en 168 Indonesiërs meegerekend.

In 1949 werden naast de doden ook tweeduizend vermisten meegeteld. De onderzoekers gaan ervan uit dat al die vermisten zijn omgekomen. Daarnaast worden 125 omgekomen personen meegeteld die opduiken in de archieven, maar daarin geen overlijdensdatum hebben.

De term 'bersiap' is omstreden. Het betekent letterlijk: sta paraat. Gastcurator Bonnie Triyana, betrokken bij de tentoonstelling Revolusi! die op dit moment in het Rijksmuseum is te zien, zei tegen NRC dat het woord "niet geheel vrij is van rassenhaat", omdat "bij het begrip 'bersiap' altijd primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs als daders van de gewelddadigheden worden opgevoerd".




maandag 25 november 2019

Louis Oey en Lena Liem




Wie is precies wie

Dit is een zeer interessante foto. En wel omdat er drie generaties van May Khoen's 'Semarangse' familie op te zien zijn. Het betreft hier de verloving van (Helena) Liem Lena Nio en (Louis) Oey Oen Liong, de broer van May Khoen's moeder Betty Oey. Het jonge stel zit in het midden, geflankeerd door hun moeders (r) en grootmoeders (l) die, saillant detail, bijna allemaal weduwe zijn.

De foto is waarschijnlijk genomen op zaterdag 14 of zondag 15 augustus 1948, dus in de woelige tijd van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, een strijd die zich voor een groot deel op Java afspeelde. Louis en Lena zijn op 14 augustus 1949 getrouwd, in de St. Jozefkerk te Semarang. Hun eerste kind, Tiong To (Franky), werd geboren op 30 mei 1950. Later kregen ze ook nog vijf dochters. Ze zouden altijd in Semarang blijven wonen.

De vrouw naast Lena is haar moeder Tan Nomer Nio. De oudere dame helemaal links is waarschijnlijk de moeder van Lena's moeder, ze lijken namelijk erg veel op elkaar. Meteen daarnaast zit Louis' grootmoeder van vaders kant. Zij heet Liem Ko(tjie) Nio en is de weduwe van zijn grootvader Oey Tjien To die in december 1947 overleden is, dus nog niet zo lang daarvoor. Naast haar, met bril, zit Lie Hiang Nio, Louis' grootmoeder van moeders kant. Zij is in 1878 in Djokjakarta geboren en sinds 1922 de weduwe van grootvader Ko Djie Soei. Ze was zijn derde vrouw en bijna twintig jaar jonger dan haar echtgenoot.

Lie Hiang Nio, of janda/weduwe Ko Djie Soei, is de moeder van Louis' moeder, (Nel) Ko Kiong Nio, die helemaal rechts zit, dus naast de moeder van Lena. Nel is de weduwe van Willy Oey, de vader van Louis en Betty die in 1928 zelfmoord pleegde, en dus de oma van May Khoen. In mei 1952 vertrok ze naar Nederland en maakte vervolgens bijna twintig jaar deel uit van het gezin van haar dochter Betty en haar schoonzoon Tan Swie Tong. In juli 1971, minder dan een jaar na de dood van haar dochter, betrok ze een flatje in Buitenveldert, op instigatie van haar schoonzoon. In januari 1999
overleed ze in verzorgingshuis Brentano te Amstelveen, ze was toen bijna 94. Voor emak/mááh/oma Oey Tjien To (Liem Ko Nio) namen Louis en Lena de zorg op zich. Zij stierf in 1974 op 87-jarige leeftijd bij hen thuis in Semarang.


De Locomotief, 16 augustus 1948.

De culturele setting

Louis is opgegroeid in het huis van zijn grootvader Oey Tjien To. Zowel in Krengseng, een streek/dorp ten westen van Semarang, als later ook in deze stad zelf. Vanzelfsprekend samen met zijn moeder en zusje. Na de dood van zijn vader Willy Oey in 1928 (en zijn grootvader Oey Tjien To in 1947) was hij de stamhouder want broers had hij niet. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat er enige druk op hem is uitgeoefend om te gaan trouwen, teneinde de mannelijke lijn voort te zetten
. Dat Liem Ko Nio, de grootmoeder die hem mede heeft opgevoed, op deze 'staatsiefoto' niet naast hem zit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de andere grootmoeder een hogere leeftijd heeft en daardoor meer respect geniet.*1

Op de foto staan wel grootmoeders maar geen grootvaders, de man links is Lena's vader, Liem Kien Ien/Liem Kim In. Naast hem staan (Betty) Oey Kiem Lian en (Max) Tan Swie Tong, May Khoen's ouders. De priester is waarschijnlijk een jezuiet die verbonden is aan de St. Jozefkerk in Semarang, waar een jaar later het huwelijk ingezegend zou worden. De twee meisjes zijn ongetwijfeld zussen van Lena. En de jongeman helemaal rechts een broer of de verloofde van een van de twee.

Het uitstallen van de gekregen bloemstukken op foto's als deze was gebruikelijk bij peranakan-Chinezen. Je ziet het ook bij bruiloften en begrafenissen. Aan de kleding is goed te zien dat de peranakan-cultuur op Java inmiddels een belangrijk veranderingsproces doorgemaakt heeft, aangezien jonge vrouwen inmiddels allemaal westerse kleding dragen. Voor de Tweede Wereldoorlog was dat namelijk, in die mate, nog niet het geval. Toen droegen vrouwen vaak nog sarong en kabaja, zeker bij gelegenheden als deze. De twee moeders rechts van het verloofde stel hebben dus duidelijk verschillende keuzes gemaakt wat betreft modern of traditioneel.



De Locomotief, 12 augustus 1949.


©Huub Drenth

*1 Anciënniteit is een aspect dat in Chinese familieverhoudingen tot op de dag van vandaag een zeer belangrijke rol speelt. Ook in veel andere culturen is dat trouwens zo.


zondag 10 november 2019

De hemelpoort





May Khoen, januari 1977.

Pro Civibus

Woensdag 10 november 1926 werd May Khoen's vader geboren. In Semarang, op Java. Als tweede telg in een gezin dat uiteindelijk negen kinderen zou tellen. Vier jongens en vijf meisjes. Meer informatie over die gezinssituatie, afgezien van de namen, heb ik eigenlijk niet. Ik ken dus geen verhalen.

De eerste keer dat ik Khoen's vader zag was halverwege mei 1977. Een paar weken eerder was Khoen in het academisch ziekenhuis opgenomen omdat haar nieren het plotseling hadden laten afweten. Hierdoor had zich veel vocht in haar lichaam opgehoopt en door de doktoren werd naarstig naar een oplossing gezocht.*1 Khoen's vader was apotheker, dus een leek op medisch gebied was hij bepaald niet. Hij zal daarom wel enig idee hebben gehad wat er aan de hand was en hoe dat eventueel af kon lopen. Toch had hij niet eerder de moeite genomen om zijn dochter te bezoeken. Hetgeen, achteraf gezien, een belangrijk voorteken bleek te zijn van wat er allemaal nog zou volgen, door de jaren heen. Op het gebied van 'nalatigheid', bedoel ik.

Ik herinner me dat die bewuste dag zo'n beetje Khoen's hele klas van de kunstacademie zich om haar bed verzameld had. Dat gebeurde wel vaker want Khoen's ziekenhuiskamer had zich al snel ontwikkeld tot een soort ontmoetingsplek voor haar medestudenten. Dit omdat ze al een tijdje geen reguliere les meer kregen - aangezien ze in de eindexamenfase zaten - en de kunstacademie geen hoofdgebouw met een kantine had. En nu was Khoen's vader er dus ook en had hij zelfs haar zusje Xenia van elf meegenomen. Wat een verrassing! Hij was zonder meer een charmante man, dat vond iedereen, en Khoen straalde helemaal.

Ik weet niet meer hoe lang hij daar toen precies aanwezig is geweest maar langer dan drie kwartier zal het niet geduurd hebben. Op een gegeven moment stond hij op en werd er afscheid genomen, zowel van Khoen als van de groep. De veerboot van Puttgarden naar Rødby moest namelijk gehaald worden. Of was het die van Travemünde naar Trelleborg? Want wat bleek: hij was op doorreis naar Stockholm, waar Khoen's zus Ling woonde, en had het bezoek aan z'n zieke dochter als een soort van tussenstop gebruikt. En natuurlijk ook om zich op op de hoogte te stellen van het een en ander. Hij kon met een gerust hart van een korte vakantie in Zweden gaan genieten want Khoen bleek een ziektekostenverzekering te hebben. Bij Pro Civibus, om precies te zijn. Dat was namelijk zijn vrees geweest: dat ze niet verzekerd was en dat hij voor de kosten zou moeten opdraaien.*2 Opgelucht vertrok hij dus weer, samen met de toen nog heel schuchtere Xenia.


May Khoen en haar vader, de allerlaatste ontmoeting,
 Den Haag - zaterdag 12 juli 2008.

The absent father

Die zomer heeft Khoen haar vader niet meer gezien. Op de terugweg vanuit Zweden heeft hij, vanaf Hamburg, de route via Enschede naar Amsterdam genomen. Die was korter, denk ik. Ook schreef hij geen kaartjes en telefoneerde hij nooit met haar gedurende de vijf maanden dat ze opgenomen was. En eerlijk gezegd vond ze dat de gewoonste zaak van de wereld. Ikzelf vond zijn gedrag wel bijzonder vreemd maar ik ging ervan uit dat mijn visie op die gang van zaken mogelijk met 'etnocentrisme' en 'het niet respecteren van cultuurverschillen' te maken had. Ik studeerde culturele antropologie en wilde me beslist niet branden aan etnische vooroordelen. En al helemaal niet aan discriminatie. Zo gaat dat kennelijk bij Chinezen, besloot ik dus maar om van het dilemma af te zijn. Dat hij zich simpelweg nooit door morele of ethische codes, laat staan door empathische gevoelens, liet leiden ging op dat moment zowel mijn voorstellings- als bevattingsvermogen nog te boven.

Na die eerste keer in het ziekenhuis heb ik Khoen's vader nog drie keer ontmoet. En dan heb ik het over een tijdsbestek van bijna veertig jaar. 'Ontmoet' is eigenlijk een te groot woord, ik kan beter zeggen dat ik nog drie keer met hem in dezelfde ruimte heb verkeerd, altijd in situaties met andere mensen. Tot een echt gesprek is het al die keren niet gekomen, het bleef bij het uitwisselen van plichtplegingen, 'persoonlijk' werd het derhalve nooit. Ook toen hij wist dat Khoen ging sterven liet hij niets van zich horen. Mijn 'schoonvader' zou ik hem dus beslist niet willen noemen, daarvoor is hij in mijn ogen, qua emotionele ontwikkeling, altijd te veel een narcistische kleuter gebleven - dus een uitgesproken egocentrisch persoon met beperkte communicatieve vaardigheden en een, per definitie, nog(al) gebrekkige gewetensfunctie. Iemand, kortom, die niet bepaald op een betrokken manier op de medemens gericht is, zelfs niet op z'n eigen kinderen en kleinkinderen (in een volgende post zal ik hier eventueel nog wat uitgebreider op ingaan).


Berlijn, 9 november 1989.


De muur

Gisteren precies dertig jaar geleden viel de Berlijnse Muur. Aan knechting, intimidatie en vernedering kwam een einde en de bevolking van Oost-Berlijn stormde uitgelaten de vrijheid tegemoet. De hemelpoort, zo noemde iemand in een documentaire op tv de grensovergang naar West-Berlijn die plotseling wagenwijd open stond. Vreemd genoeg moest ik daardoor aan May Khoen's vader denken. Hij is inmiddels 93 en begint enigszins aan vergeetachtigheid te lijden. Veel van de pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden herinnert hij zich daardoor waarschijnlijk niet meer. Ze zijn uitgewist. Voorgoed. De hemelpoort is dus in zekere zin ook voor hem opengegaan. Maar of die regeling na de 'absolute Wende' ook nog geldt zal, met name in religieuze kringen, altijd wel een onderwerp van discussie blijven.


©Huub Drenth

 

*1 Dat deze opeenhoping van vocht al een tijdje gaande was bewijst de foto aan het begin van deze post, daterend van januari 1977. May Khoen's gezicht en arm zijn duidelijk opgezwollen.

*2 Toen May Khoen's moeder in 1970 ernstig ziek werd, en op een gegeven moment in het ziekenhuis opgenomen moest worden, bleek dat ze niet verzekerd was. Dat vertelde May Khoen mij eens. De ziekenhuiskosten liepen niet torenhoog op omdat ze al vrij snel overleed. Was dat niet het geval geweest dan zou haar vader mogelijk failliet zijn gegaan.